Imperatief

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1,2

Imperatief

Eet je bord leeg.

Jullie moeten naar je docent luisteren.
Welke zin is een imperatieve zin?

1. Luister naar je docent!
2. Moeten jullie luisteren.
3. Je docent moeten jullie naar luisteren.
4. Luisteren naar je docent!

Je moet je best doen.
Welke zin is een imperatieve zin?

1. Moet je best doen.
2. Doe je best!
3. Doen je best!
4. Moet je je best doen!

Je moet op mij wachten.
Welke zin is een imperatieve zin?

1. Moet je op mij wachten
2. Wacht jij op mij.
3. Wachten!
4. Wacht op mij!

Bij de volgende slides moet je zelf het antwoord opschrijven.

Je moet een pleister op je wond plakken. Schrijf deze zin in de imperatieve vorm.

Jullie moeten nu de ambulance bellen! Schrijf deze zin in de imperatieve vorm.

Je moet regelmatig met je woordenschat oefenen. Schrijf deze zin in de imperatieve vorm.

Je moet nu naar bed gaan! Schrijf deze zin in de imperatieve vorm.

Bedenk een opdracht voor iemand.
Voorbeeld: 'Maak je IPad dicht.'
Think of an assignment for someone.
Example: 'Close your iPad.'

Adding words to the imperative sentence.

Sometimes we add a word or words to the imperative sentence to emphasize the tone and to express our emotions when saying the imperative sentence.

Het doel van onze communicatie (The purpose of our communication) 

Pay attention to the underlined word(s)!

1. De instructie (= the instruction): Pak je pen.

2. Het bevel (= the order): Pak nu je pen!

3. Het verzoek (= the request / invitation): Pak even je pen. 

4. Het advies (= the advice): Pak maar even je pen.

5. De ergernis (= the frustration): Pak nou toch je pen.

De emotie / de toon (emotions by the way the imperative sentence is spoken)

Neutraal (= neutral): Schrijf het huiswerk op. (instructie/ instruction)

Duidelijk (= clear): Schrijf het huiswerk op. (instructie/ instruction)

Aardig (= kind): Schrijf even het huiswerk op. (verzoek/ request)

Vriendelijk (= friendly): Schrijf even het huiswerk op. (verzoek/ request)

Zorgzaam (= caring): Schrijf het huiswerk maar even op. (advies/ advice)

Behulpzaam (= helpful): Schrijf het huiswerk maar even op. (advies/ advice)

Streng (= strict): Schrijf het huiswerk op! (bevel/ order)

Geïrriteerd (= irritated): Schrijf toch gewoon het huiswerk op. (frustratie/ frustration)

Gefrustreerd (= frustrated): Schrijf toch gewoon het huiswerk op. (frustratie/ frustration)

Boos (= angry): Schrijf toch gewoon het huiswerk op. (frustratie/ frustration)

What is the purpose of this sentence?
Ga zitten.

1. Bevel (order)
2. Instructie (instruction)
3. Verzoek (request/ invitation)
4. Advies (advice)

What is the purpose of this sentence?
Ga zitten!

1. Bevel (order)
2. Instructie (instruction)
3. Verzoek (request/ invitation)
4. Ergernis (frustration)

What is the purpose of this sentence?
Ga even zitten.

1. Advies (advice)
2. Instructie (instruction)
3. Verzoek (request/ invitation)
4. Ergernis (frustration)

What is the purpose of this sentence?
Ga nou toch gewoon eens zitten.

1. Advies (advice)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Ergernis (frustration)

What is the purpose of this sentence?
Ga maar even zitten.

1. Advies (advice)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Ergernis (frustration)

What is the purpose of this sentence?
Neem het pilletje.

1. Advies (advice)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Ergernis (frustration)

What is the purpose of this sentence?
Neem nu meteen het pilletje!

1. Advies (advice)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Ergernis (frustration)

What is the purpose of this sentence?
Neem maar het pilletje.

1. Advies (advice)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Verzoek (request)

What is the purpose of this sentence?
Neem maar even het pilletje.

1. Advies (advice)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Ergernis (frustration)

What is the purpose of this sentence?
Neem toch gewoon het pilletje.

1. Ergernis(frustration)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Verzoek (request)

What is the purpose of this sentence?
Eet je bord leeg.

1. Ergernis(frustration)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Verzoek (request)

What is the purpose of this sentence?
Schrijf het huiswerk op, nu meteen!

1. Ergernis(frustration)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Verzoek (request)

What is the purpose of this sentence?
Leg het boek maar even in de kast.

1. Ergernis(frustration)
2. Instructie (instruction)
3. Bevel (order)
4. Verzoek (request)

What is the purpose of this sentence?
Kom maar snel naar huis.

1. Ergernis(frustration)
2. Instructie (instruction)
3. Advies (advice)
4. Verzoek (request)

What is the purpose of this sentence?
Kom snel naar huis.

1. Ergernis(frustration)
2. Instructie (instruction)
3. Advies (advice)
4. Verzoek (request)

wordwall.net