What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Nederlands spelling werkwoorden oefenen 2 t.t.
Werkwoorden
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden
Slide 1 - Slide
de stam
fietsen - fiets
roepen - roep
springen - spring
denken - denk
rennen - ren
n
-> ren
slapen - slap -> sla
a
p
-en
Slide 2 - Slide
klimmen
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij
Slide 3 - Slide
De stam van het werkwoord.
Kies het goede antwoord.
Slide 4 - Slide
Vul het goede werkwoord in.
Ik .... een brief naar mijn oma. (schrijven)
Slide 5 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
Wij .... snel naar huis. (fietsen)
Slide 6 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
Hij .... heel erg hard. (werken)
Slide 7 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
Jij .... heel hoog. (klimmen)
Slide 8 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
Zij .... samen met haar moeder. (lopen)
Slide 9 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
Zij .... les in de gymzaal. (hebben)
Slide 10 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
Jullie.... thuis in de vakantie. (blijven)
Slide 11 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
De juf.... naar huis. (rennen)
Slide 12 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
De bakker.... het brood. (bakken)
Slide 13 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
.... jij altijd naar school. (lopen)
Slide 14 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
De jongens .... in een boot. (varen)
Slide 15 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
De buurman.... in de sloot. (vallen)
Slide 16 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
De klas.... te laat. (zijn)
Slide 17 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
De auto's .... snel. (zijn)
Slide 18 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
Ik .... verliefd. (zijn)
Slide 19 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
De vrouw .... te veel. (betalen)
Slide 20 - Open question
Vul het goede werkwoord in.
De vrouw .... te veel. (betalen)
Slide 21 - Open question