What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
woordsoorten
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kan
je
benoemen
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
This lesson contains
13 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
10 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kan
je
benoemen
Slide 1 - Slide
Programma
1. Opfrissen woordsoorten: theorie + quiz
2. Maken opdrachten Studiemeter
Slide 2 - Slide
Lid
woorden
De
(bepaald lidwoord)
Het
(bepaald lidwoord)
Een
(onbepaald lidwoord)
De
vader en
het
kind zitten in
een
vliegtuig.
Slide 3 - Slide
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zitten in deze zin:
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of naam.
A
2
B
4
C
5
D
6
Slide 4 - Quiz
Benoem de werkwoorden.
Zullen we beginnen met de les? Wil je hier over nadenken?
A
zullen , wil
B
zullen, beginnen, wil
C
zullen, beginnen, wil nadenken
Slide 5 - Quiz
Benoem alle werkwoorden:
Ik heb dat altijd al willen kopen
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen
Slide 6 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord
Dat
voegt
iets
bij
aan het zelfstandig
naamwoord:
De auto - De
grijze
auto - De
kleine, grijze
auto - De
kleine, vieze, grijze
auto- De
kleine, vieze, oude, grijze
auto
Slide 7 - Slide
in, onder, voor, aan, van, boven, onder,,,,,
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...
Slide 8 - Slide
Hoeveel voorzetsels heeft deze zin:
Op de verjaardag waarschuwde ik haar voor de hond.
A
1
B
2
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
* heeft altijd met bezit te maken
* staat altijd voor een zelfstandig naamwoord
Slide 11 - Slide
Dit is niet jouw mobiel en ook niet van hem, maar het is mijn mobiel.
Welke bezittelijk vnw zie je?
A
jouw
B
jouw, hem
C
jouw, mijn,
D
jouw, hem, mijn
Slide 12 - Quiz
Studiemeter
Opdrachten bij 2F:
- Woordsoorten - Oefening 1 t/m 3
Slide 13 - Slide