Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Zinsopbouw - de basis van een zin

Zinsopbouw - de basis van een zin
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zinsopbouw - de basis van een zin

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke zinsdelen ken je nog?

Slide 2 - Open question

En welke zinsdelen vormen de basis van een zin? Welke moeten er altijd in staan? 

persoonsvorm en onderwerp
'Jan fietst.'
Nu kun je van alles toevoegen!

Waarheen?
Met wie?
Waarop?
Hoe?
Waarom? 

Slide 3 - Slide

Samen bedenken! Waar kan hij naartoe? Met wie kan hij fietsen? Waarop fietst hij? Waar gaat hij naartoe? Waarom fietst hij? 
'Jan fietst snel met zijn oma naar Enschede op een Batavus.'

Verdeel de zin in zinsdelen
Waar geven alle zinsdelen antwoord op? 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De ''normale'' volgorde

Ed gaat vandaag de boodschappen bij Albert Heijn doen.

Wie – persoonsvorm – wat – waar – werkwoord


Wie – persoonsvorm – tijd - wat – waar – werkwoord


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

'Jan fietst snel met zijn oma naar Enschede op een Batavus, omdat ze een afspraak hebben.'
Wat gebeurt er nu met de zin? 
Wat voor woord is 'omdat'? 
Waar geeft de bijzin antwoord op? 
Hoeveel persoonsvormen zie je nu?
En hoeveel onderwerpen? 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzinnen en bijzinnen
Maak van deze zin eens twee zinnen:
'Jan fietst snel met zijn oma naar Enschede op een Batavus, omdat ze een afspraak hebben.'


Slide 7 - Slide

Jan fietst snel met zijn oma naar Enschede op een Batavus. Ze hebben (namelijk) een afspraak. 
Hoofdzinnen en bijzinnen
Jan fietst snel met zijn oma naar Enschede op een Batavus. Ze hebben (namelijk) een afspraak. 
Wat gebeurt er met de woordvolgorde als we hier één zin (hoofdzin en bijzin) van maken? 

Slide 8 - Slide

Het werkwoord gaat naar het einde van de zin! Onderwerp en persoonsvorm staan nu verder uit elkaar. 

,omdat ze een afspraak hebben. 
Bijzin
Het werkwoord gaat naar het einde van de zin. Dus in plaats van: 
Ze hebben namelijk een afspraak
wordt het: 
.... ,omdat ze een afspraak hebben

De ene zin is lastiger dan de andere, maar de structuur blijft hetzelfde: 
voegwoord - onderwerp - rest - werkwoord(en) 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden
Welke voegwoorden (of signaalwoorden) zijn er? 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

En, maar, dus en want
Bij deze voegwoorden blijft de woordvolgorde hetzelfde! 


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Link

This item has no instructions