This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 30 min
Introduction
Je leert in deze les dat je je kunt verzekeren tegen de financiële gevolgen van een schade. Je leert wat een premie is, en wat het eigen risico daar voor invloed op heeft.
Items in this lesson
Budgetteren moet je leren
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
NIBUD
Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
Taken
Onderzoek naar inkomsten en uitgaven van mensen
Advies geven over omgaan met geld
Advies over het maken van een overzicht van inkomsten en uitgaven.
Slide 4 - Slide
Nibud: soorten uitgaven
Dagelijkse uitgaven variabele lasten
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Dagelijkse uitgaven:
de gewone uitgaven die je betaald van het huishoudgeld (bijv. eten, drinken, persoonlijke verzorging)
Vaste lasten:
de uitgaven die iedere maand of kwartaal terugkomen (bijv. rekening voor gas en elektriciteit, woonlasten, verzekeringen, contributies en abonnementen)
Incidentele uitgaven:
uitgaven die je niet zo vaak doet of die niet regelmatig zijn (kleding, meubels, vakantie, reparaties)
Slide 5 - Slide
Variabele lasten
steeds veranderende uitgaven, je kan ze dus veranderen/ aanpassen:
eten, snacks
kleding
uitgaan
cadeautjes
Slide 6 - Slide
Vaste lasten:
komen elke maand terug
Hypotheek of huur
verzekeringen (inboedel en opstal)
riool- en afvalstoffenheffing
waterschapslasten
elektrischiteit, gas en water
telefoon, tv en internet
vast gereserveerd bedrag voor vervangen kapotte dingen of vakantie, scooter enz.
Slide 7 - Slide
scholieren.nibud.nl
Slide 8 - Link
Begroting & budgetteren
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten
→ dus geen geld tekort komen
Slide 9 - Slide
Reserveren
Betekenis
Geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.
Je reserveert vooral voor incidentele* uitgaven (vakantie, aanschaf duur apparaat).
*incidenteel: af en toe
Formule
bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = reservering per maand
Voorbeeld
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.
Hoeveel moet ze per maand reserveren?
€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reververen.
Slide 10 - Slide
Omrekenen
Slide 11 - Slide
Omrekenen: week naar maand
1 jaar heeft 52 weken
1 jaar heeft 12 maanden.
1 maand heeft 28, 29, 30 of 31 dagen
1 maand heeft dus ZELDEN 4 weken...
Slide 12 - Slide
Welke soorten uitgaven zijn er?
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 13 - Quiz
Hoeveel weken heeft 1 jaar?
A
50
B
51
C
52
D
53
Slide 14 - Quiz
Hoe noemen we het bij de begroting als je te weinig geld hebt? Dus meer uitgaven dan inkomsten.
A
Tekort
B
Winst
C
Verlies
D
Overschot
Slide 15 - Quiz
Bij wie kun je terecht voor informatie en tips over budgetteren?
A
Consumentenbond
B
ANWB
C
De bank
D
Het Nibud
Slide 16 - Quiz
Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
budgetteren
B
restwaarde
C
reserveren
Slide 17 - Quiz
Budgetteren is nodig: (kies 2 goede antwoorden)
A
– als de inkomsten gelijk blijven;
B
– als de uitgaven veranderen;
C
– als je niet wilt sparen;
D
Budgetteren is altijd nodig.
– als de uitgaven blijvend hoger zijn dan de budgetten.
Slide 18 - Quiz
Bij welke inkomensvorm is er geen sprake van een tegenprestatie?
A
inkomen uit bezit
B
inkomen uit arbeid
C
inkomen uit zorg
D
overdrachtsinkomen
Slide 19 - Quiz
Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.
Slide 20 - Quiz
Benzine tanken hoort bij de ...
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven
Slide 21 - Quiz
Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven. Tot welke groep behoort de reparatie van een computer?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven
Slide 22 - Quiz
Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven. Tot welke groep behoort de aankoop van een cd-speler?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven
Slide 23 - Quiz
Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven. Tot welke groep behoort de aankoop van een allesreiniger?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven
Slide 24 - Quiz
Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven. Tot welke groep behoort de contributie van een zwemclub?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven
Slide 25 - Quiz
Als je geld uitgeeft voor het abonnement van je telefoon zijn dat ..
A
dagelijkse uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste uitgaven.
D
vaste lasten.
Slide 26 - Quiz
Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven. Tot welke groep behoort een abonnement op een tijdschrift?