What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Taalcompleet thema 3 (A1)
T
Thema 3
Wonen
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
T
Thema 3
Wonen
Slide 1 - Slide
Waar kijk je naar buiten?
A
door het raam
B
door het dak
C
door de muur
Slide 2 - Quiz
Waar ga je naar binnen?
A
door het raam
B
door het balkon
C
door de deur
Slide 3 - Quiz
Wat zie je?
timer
1:00
Slide 4 - Open question
Wat zie je?
Kijk naar de pijl
timer
1:00
Slide 5 - Open question
Wat zie je?
timer
1:00
Slide 6 - Open question
Wat zie je?
Slide 7 - Open question
U _____ het woord.
A
spel
B
spelt
C
spellen
Slide 8 - Quiz
De leerlingen ______ een woord.
A
spel
B
spelt
C
spellen
Slide 9 - Quiz
Hij ______ welkom!
A
zeg
B
zegt
C
zeggen
Slide 10 - Quiz
Jullie ______ hallo.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen
Slide 11 - Quiz
Typ de goede vorm van spellen:
Arthur ______ weekend.
timer
1:00
Slide 12 - Open question
Typ de goede vorm van spellen:
Ik _____ mijn naam.
Slide 13 - Open question
Typ de goede vorm van spellen:
De ouders _____ de naam.
Slide 14 - Open question
Typ de goede vorm van zeggen:
U _______ goedenavond.
Slide 15 - Open question
Typ de goede vorm van zeggen:
Wat _____ je?
Slide 16 - Open question
Typ de goede vorm van zeggen:
Turan en Dave ______ doei.
Slide 17 - Open question
Wij drinken een _____ koffie.
A
kopje
B
alleen
C
nieuw
Slide 18 - Quiz
Marja is ______ van meneer Zinhi.
A
een beetje
B
alleen
C
de buurvrouw
Slide 19 - Quiz
Mijn vrouw is niet ______.
A
beetje
B
thuis
C
koekje
Slide 20 - Quiz
Schrijf de goede vorm van zijn:
Het _____ gezellig op school.
Slide 21 - Open question
Schrijf de goede vorm van zijn:
De opdrachten ____ een beetje moeilijk.
Slide 22 - Open question
Schrijf de goede vorm van zijn:
Het kopje ____ in de keuken.
Slide 23 - Open question
Schrijf de goede vorm van hebben:
De docenten _____ pauze.
Slide 24 - Open question
Schrijf de goede vorm van hebben:
______ je een nieuwe fiets?
Slide 25 - Open question
Schrijf de goede vorm van hebben: Mijn vriendin _____ hoofdpijn.
Slide 26 - Open question
Schrijf de goede vorm van spreken:
U _____ Spaans.
Slide 27 - Open question
Schrijf de goede vorm van spreken:
Ik _____ Duits en Engels.
Slide 28 - Open question
Schrijf de goede vorm van spreken:
De kinderen ______ Nederlands op school.
Slide 29 - Open question
Schrijf de goede vorm van wonen:
Mijn vader ______ niet in België.
Slide 30 - Open question
Schrijf de goede vorm van wonen:
_______ jij in Amsterdam?
Slide 31 - Open question
Schrijf de goede vorm van wonen:
Isabel ______ in Spanje.
Slide 32 - Open question
Welk woord zie je?
goenr
Slide 33 - Open question
Welk woord zie je?
zrawt
Slide 34 - Open question
Welk woord zie je?
blesmue
Slide 35 - Open question
Schrijf de goede vorm van schrijven:
Henk _____ op papier.
Slide 36 - Open question
Schrijf de goede vorm van schrijven:
Ik _____ in het boek.
Slide 37 - Open question
Schrijf de goede vorm van kiezen:
Rihana _____ een groene bank.
Slide 38 - Open question
Schrijf de goede vorm van kiest:
Anton _____ een wit bed.
Slide 39 - Open question
Maak een goede zin met de woorden:
met een potlood ik schrijf.
Slide 40 - Open question
Maak een goede zin met de woorden:
Glenda koffie drinkt.
Slide 41 - Open question
Maak een goede zin met de woorden:
liggen de kinderen in bed.
Slide 42 - Open question
Maak een goede zin met de woorden:
in een flat Lisa en Siem wonen.
Slide 43 - Open question
Heb je nog vragen?
Slide 44 - Open question