Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Horeca - Test je kennis - Bediening lj2

Test je kennis
Horeca Bediening
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Test je kennis
Horeca Bediening

Slide 1 - Slide

Wat staan de letters RE voor in het woord HORECA
A
Recreatie
B
Reageren
C
Restaurant
D
Regelen

Slide 2 - Quiz

Een voorbeeld van een horecagelegenheid is:
A
Een supermarkt
B
Een metaalbedrijf
C
Een basisschool
D
Een ijssalon

Slide 3 - Quiz

Een voorbeeld van beleefd zijn is:
A
Gasten met u aanspreken
B
"Hoi" zeggen als gasten binnen komen
C
Gasten lang laten wachten op hun drinken
D
Gasten niet aankijken

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je het kledingstuk op deze foto?
A
Schort
B
Sloof
C
Koksbuis
D
Haarnetjes

Slide 5 - Quiz

Bij het uitserveren van je de bestelling serveer je eerst .............
A
Kinderen
B
Pubers
C
Dames
D
Heren

Slide 6 - Quiz

Geef aan wat een voorbeeld van een representatief uiterlijk is
A
Je hebt nette zwarte schoenen aan
B
Je staat onderuit gezakt in een hoekje
C
Je kijkt boos omdat je chagrijnig bent
D
Je blouse hangt uit je broek

Slide 7 - Quiz

Bedrijfskleding draag je, omdat:
A
Het makkelijk zit
B
Je thuis niet zo veel hoeft te wassen
C
Het verplicht is
D
Herkenbaar te zijn voor klanten

Slide 8 - Quiz

Voorbeeld van representatief gedrag:
A
Lippenstift bijwerken achter de bar
B
Gasten welkom heten
C
Kauwgom eten
D
Hard lachen om een mop van je collega

Slide 9 - Quiz

Gasten serven doen je altijd
A
vanuit de linkerkant
B
vanuit de rechterkant
C
vanuit het midden
D
over de gasten heen

Slide 10 - Quiz

Wat hoort bij gasten ontvangen:
A
Jas aangeven
B
Vragen of alles naar wens is geweest
C
De rekening brengen
D
Gasten begroeten met goedemiddag of goedenavond

Slide 11 - Quiz

Een vaasje bloemen, kandelaar en peper & zout noem je
A
Vaste materialen
B
Vaste attributen
C
Menage
D
Couvert

Slide 12 - Quiz

Hoort het bij indekken of opdekken?
Molton op tafel leggen
A
Indekken
B
Opdekken

Slide 13 - Quiz

Hoort het bij indekken of opdekken?
Bestek op tafel leggen
A
Indekken
B
Opdekken

Slide 14 - Quiz

Hoort het bij indekken of opdekken?
Peper & zout op tafel zetten.
A
Indekken
B
Opdekken

Slide 15 - Quiz

Een voorbeeld van gebruikslinnen is:

A
Tafellakens
B
Moltons
C
Servetten
D
Poetsdoeken

Slide 16 - Quiz

Een molton leg je:
A
Op het tafellaken
B
Onder het tafellaken

Slide 17 - Quiz

De vork leg je aan de....
A
Linkerkant van het bord
B
Boven het bord
C
Rechterkant van het bord
D
Onder het bord

Slide 18 - Quiz