Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

P2.1 Micro, infectieziekten en bloed

Periode 2.1
Biologie leerjaar 2 N3
Theorie biologie
-Medisch microbiologische                                     technieken
-Veiligheid 
-Infectieziekten
-Bloed
-Theorie over de praktijk
1 / 128
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 128 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Periode 2.1
Biologie leerjaar 2 N3
Theorie biologie
-Medisch microbiologische                                     technieken
-Veiligheid 
-Infectieziekten
-Bloed
-Theorie over de praktijk

Slide 1 - Slide

Veelgebruikte microbiologische technieken
Biologie leerjaar 2 N3
  •                       van (                        ) micro-organismen
  •                           van (pathogene) micro-organismen
  • De gevoeligheid bepalen tegen                    
Isoleren
1 bacterie uit een mengkweek halen en hier er een reinkweek van maken
Identificeren
Onderzoeken welk micro-organisme het is tot soort en/of geslachtsnaam.
anti-microbiële middelen
Stoffen, zoals antibiotica, die de groei van micro-organismen tegen gaan of ze zelfs doden. 
pathogene
ziekmakende

Slide 2 - Slide

Stappen voor microbiologisch onderzoek
Biologie leerjaar 2 N3
  1. Verdenking van een infectie
  2. Er wordt                         opgestuurd naar het lab
  3. Er wordt                                         of                                       toegepast om uit te zoeken wat de veroorzaker van de infectie is.
materiaal
Dit kan zijn: bloed, faeces=ontlasting, sputum=speeksel, pus of liquor=hersenvocht. 
klassieke microbiologie
Opkweken, isolatie, reinkweken, identificatie en antibioticum gevoeligheid.
Moderne microbiologie
Moleculair (DNA) onderzoek of immunologisch (antilichamen) onderzoek

Slide 3 - Slide

Isoleren van pathogenen
Biologie leerjaar 2 N3
Van mengcultuur                                  naar reincultuur

Slide 4 - Slide

Wat is een reincultuur?

Slide 5 - Open question

Waarom heb je een reincultuur nodig voordat je kunt gaan identificeren?

Slide 6 - Open question

Wat is een kolonie ook al weer?

Slide 7 - Open question

Met welke techniek kun je vanuit de mengcultuur een reincultuur maken?

Slide 8 - Open question

Identificeren van pathogenen
Biologie leerjaar 2 N3
Hoofdstappen:
  1. Macroscopisch onderzoek
  2. Microscopisch onderzoek
  3. Biochemisch onderzoek
  4. Wanneer nodig immunologisch/moleculair onderzoek

Slide 9 - Slide

Wat bekijk je bij het macroscopisch onderzoek?

Slide 10 - Open question

Wat doe je voorafgaand aan het microscopisch onderzoek?

Slide 11 - Open question

Wat beoordeel je bij het microscopisch onderzoek?

Slide 12 - Open question

Heb je een idee wat we bedoelen met biochemisch onderzoek?

Slide 13 - Open question

Huiswerk
Biologie leerjaar 2 N3
  • Lezen §3.5.1 en §3.5.2 van de pdf Medische microbiologische technieken
  • Maken opdracht 57 t/m 60

Slide 14 - Slide

Korte herhaling vorige les
Biologie leerjaar 2 N3
  1. Uit welke 3 hoofdstappen bestaat de identificatie van een micro-organisme?
  2. Welk lichaamsmateriaal kan worden ingezet voor microbiologisch onderzoek?
  3. Hoe verkrijg je een reinkweek?

Slide 15 - Slide

Bespreken
Biologie leerjaar 2 N3
Opdracht 57 t/m 60

Slide 16 - Slide

Macroscopie: cultuurkenmerken van een kolonie
Biologie leerjaar 2 N3

Slide 17 - Slide

Endo- en exopigmenten
Biologie leerjaar 2 N3
Endopigment kleurt de kolonie 
Exopigment kleurt het medium

Slide 18 - Slide

Macroscopische beschrijving
Biologie leerjaar 2 N3
Geef aan wat je ziet bij:
  • Grootte
  • Kleur kolonie
  • Vorm
  • Rand
  • Hoogte
  • evt andere opvallende dingen

Slide 19 - Slide

Geef de macroscopische beschrijving

Slide 20 - Open question

Microscopie: verschillende kleuringen
Biologie leerjaar 2 N3
Gram kleuring:
  • Gram reactie (positief of negatief)
  • Vorm (kok of staaf)
  • Rangschikking (strepto, duplo,                             staphylo etc)

Slide 21 - Slide

Verschil in gramreactie
Biologie leerjaar 2 N3

Slide 22 - Slide

Wat is de belangrijkste stap van de Gram kleuring en waarom?

Slide 23 - Open question

Andere differentiele kleur technieken
Biologie leerjaar 2 N3
  • Sporenkleuring
  • Kapselkleuring
  • Zuurvast kleuring

Slide 24 - Slide

Wat bedoelen we met differentiële kleurtechniek?

Slide 25 - Open question

Biochemisch onderzoek
Biologie leerjaar 2 N3
Elk micro-organisme heeft zijn eigen 


Tijdens biochemisch onderzoek 
bepaal je welke enzymen/eigenschappen
de bacterie wel/niet heeft. Hiermee kun je 
de bacterie identificeren.
biochemische vingerafdruk
Een specifieke set biochemische eigenschappen van deze bacterie. Deze eigenschappen worden bepaald door het bezit van bepaalde enzymen.

Slide 26 - Slide

Zichtbaar maken van biochemische eigenschappen
Biologie leerjaar 2 N3
Geïsoleerde bacterie vanuit reinkweek op verschillende media enten. Zo'n serie buizen/media noemen we een "bonte rij".

De enzymen geven kleur-
veranderingen.

Slide 27 - Slide

Huiswerk/nu maken
Biologie leerjaar 2 N3
pdf Medisch microbiologische technieken
  • Lezen §3.5.3 t/m  pagina 87
  • Maken opdracht 61 t/m 67

Slide 28 - Slide

Vandaag
Biologie leerjaar 2 N3
  • Korte herhaling
  • Bespreken opdracht 61 t/m 67
  • Selectieve en differentiërende media
  • EMB en McConkey agar
  • Opdracht/huiswerk maken

Slide 29 - Slide

Korte herhaling
Biologie leerjaar 2 N3
  1. Wat beoordeel je bij de macroscopie?
  2. Wat is de meest onderscheidende stap van de Gram kleuring en waarom?
  3. Leg uit waarom een gram negatieve bacterie rood kleurt.
  4. Welke rangschikkingen kun je zien onder de microscoop?
  5. Wat is een exopigment, en hoe zie je dat?

Bespreken opdracht 61 t/m 67

Slide 30 - Slide

Media voor identificatie
Biologie leerjaar 2 N3
Hoofdgroepen:
  1. Selectieve media
  2. Differentiërende media
  3. Combinatie van deze twee (vb: EMB/McConkey)

Slide 31 - Slide

Selectieve media
Biologie leerjaar 2 N3
Selectie=uitkiezen
Door stoffen toe te voegen die de stofwisseling van bepaalde bacteriën remmen kunnen andere soorten juist goed groeien.

Voorbeelden:
-methyleenblauw remt gr+
-kristalviolet remt gr+
-galzouten remt alles behalve darmbacteriën

Slide 32 - Slide

Differentiërende media
Biologie leerjaar 2 N3
Differentiëren=onderscheid maken tussen bacteriën
Door toevoeging van 

electieve stoffen
Meestal een koolhydraat met een pH indicator zorgen voor een verandering in het uiterlijk van de kolonie en/of het medium, waardoor er (zichtbaar)onderscheid te maken is tussen bacteriën.

Slide 33 - Slide

Eosine Methyleen Blauw (EMB) agar
Biologie leerjaar 2 N3
Isolatie en identificatie van Gram- darmbacteriën.
Maakt onderscheid tussen                           en

commensalen
Goedaardige darmbacteriën
pathogenen
Ziekmakende bacteriën
Bevat:
-Methyleenblauw: remt gr+
-Lactose: koolhydraat dat zure producten geeft bij fermentatie
-Eosine: gaat van kleurloos naar zwart bij lage pH, en geeft bij sterke fermentatie een metaalgroene glans.

Slide 34 - Slide

Benoem de selectieve en electieve stoffen van EMB agar.

Slide 35 - Open question

Onderscheid commensalen en pathogenen met EMB
Biologie leerjaar 2 N3
Commensale darmbacteriën zoals E. coli, Klebsiella en Enterobacter kunnen lactose fermenteren en vormen dus zwarte of zelfs metaalgroene kolonies.
Pathogenen zoals Salmonella en Shigella kunnen dit niet. Deze groeien wel, maar geven kleurloze kolonies.

Slide 36 - Slide

McConkey agar
Biologie leerjaar 2 N3
Isolatie en identificatie van Gram- darmbacteriën.
Maakt onderscheid tussen commensalen en pathogenen.

Bevat:
-Kristalviolet en galzouten: remmen gr+ en alle niet-darmbacteriën
-Lactose: koolhydraat dat zure producten geeft bij fermentatie
-Neutraalrood: pH idicator die van kleurloos naar rood gaat bij lage pH

Slide 37 - Slide

Wat zijn de selectieve en electieve stoffen in McConkey agar?

Slide 38 - Open question

Onderscheid commensalen en pathogenen met McConkey
Biologie leerjaar 2 N3
Commensalen kunnen lactose fermenteren en vormen rode kolonies.

Pathogenen kunnen dit niet en vormen kleurloze kolonies

Slide 39 - Slide

Huiswerk/nu maken
Biologie leerjaar 2 N3
  • §3.5.3 lezen vanaf biochemische testen
  • Maken opdracht 68 t/m 78
  • Invullen samenvattende tabel (volgende slide)

Slide 40 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3

Slide 41 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3

Slide 42 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3

Slide 43 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3

Slide 44 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3

Slide 45 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3

Slide 46 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3

Slide 47 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3
EMB
McConkey
Selectieve stof(fen)
Electieve stoffen
kleur pathogeen
Kleur commensaal

Slide 48 - Slide

Vandaag
Biologie leerjaar 2 N3
  • Korte herhaling
  • Bespreken opdracht 68 t/m 78 + samenvattende tabel
  • API test
  • Veiligheid


Slide 49 - Slide

Korte herhaling
Biologie leerjaar 2 N3
  1. Wat is een selectief medium?
  2. Wat bedoelen we met een differentiërend medium?
  3. Welk medium/welke media is/zijn niet selectief?
Niet selectieve media
Media waar bijna alle bacteriën op kunnen groeien zoals:
-Nutriënt agar
-Bloed agar
-Plate Count Agar (PCA)

Slide 50 - Slide

Bespreken
Biologie leerjaar 2 N3
Opdracht 68 t/m 78
Samenvattende tabel

Slide 51 - Slide

Overige biochemische testen
Biologie leerjaar 2 N3
  • Honderden verschillende beschikbaar
  • Kenmerkende eigenschappen van de meeste bacteriën zijn opgeslagen in een database
  • 3 á 4 testen zijn vaak genoeg voor identificatie
  • API tests bevatten er ongeveer 20 
  • Soms zijn aanvullende immunologische/ moleculaire bepalingen nodig.

Slide 52 - Slide

API test
Biologie leerjaar 2 N3
Commercieel verkrijgbare miniatuurkits met verschillende biochemische testen in een plastic strip.
De resultaten worden geanalyseerd in een database.

Voordelen: makkelijk, snel, nauwkeurig en neemt weinig plek in.

Slide 53 - Slide

Veiligheid
Biologie leerjaar 2 N3
Risico's van het werken met pathogenen hangt af van:
  • Werkwijze van de medewerkers
  • Voorzieningen in het laboratorium
  • Eigenschappen van het mico-organisme

Hoe schadelijker het mo, hoe strenger de eisen en voorschrifen

Slide 54 - Slide

Wat waren de VMT en GMT regels ook al weer?

Slide 55 - Mind map

VMT en GMT regels
Biologie leerjaar 2 N3
VMT=Veilige microbiologische Technieken
Niet besmetten van jezelf en je omgeving
GMT=Goede Microbiologische Technieken
Niet besmetten van je monster

Slide 56 - Slide

4 risicoklassen van micro-organismen
Biologie leerjaar 2 N3

Slide 57 - Slide

Veiligheidskabinet
Biologie leerjaar 2 N3
  1. Gefilterde lucht wordt door de werkruimte getrokken en afgevoerd via filters.
  2. 3 klassen met verschillende voorzieningen
  3. Lucht toevoer en afvoer zijn zo gereguleerd dat er geen micro-organismen in of uit kunnen.

Slide 58 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3
  • Laminaire flow zorgt ervoor dat micro-organsimen niet naar buiten kunnen. 
  • Lucht van buiten wordt ook afgezogen naar beneden en komt niet in contact met het monster.
  • Alle lucht wordt gefilterd.
Laminair betekent dat de lucht maar 1 kant op gaat, evenwijdig aan elkaar. In de flowkast is dat altijd van boven naar beneden.  De flow zorgt ervoor dat er niets in je gezicht komt, maar ook dat er niets van buitenaf in de kast kan komen. Het vormt een soort beschermend luchtgordijn.

Slide 59 - Slide

Huiswerk/nu maken
Biologie leerjaar 2 N3
Lezen §3.5.5
Maken opdracht 85 t/m 90
Zoek bij vraag 87 ook informatie op internet op over de verschillende veiligheidsklassen.

Slide 60 - Slide

Vandaag
Biologie leerjaar 2 N3
Korte herhaling
bespreken opdracht 85 t/m 90
Theorie infectieziekten

Slide 61 - Slide

Korte herhaling
Biologie leerjaar 2 N3
Wat zijn de voordelen van een API test?
Wat gebruik je een API test voor?
Wat is het doel van VMT regels?
Wat is het doel van GMT regels?
Welke eigenschappen heet een micro-organisme in risicoklasse 3?
Hoe werkt een veiligheidskabinet?

Slide 62 - Slide

Bespreken
Biologie leerjaar 2 N3
Opdracht 85 t/m 90

Slide 63 - Slide

Wat is een infectieziekte?

Slide 64 - Mind map

Infectieziekten
Biologie leerjaar 2 N3
Ziekten veroozaakt door allerlei soorten micro-organismen.

Slide 65 - Slide

Noem een voorbeeld van een infectieziekte.

Slide 66 - Mind map

3 groepen micro-organismen
Biologie leerjaar 2 N3
  1. Parasieten: Micro-organismen die zich ten nadele van de gastheer ontwikkelen.
  2. Commensalen: Het micro-organisme leeft samen met de gastheer. De gastheer heeft hier geen nadeel van, soms zelfs voordeel.
  3. Saprofyten: Micro-organismen die op dode organische stoffen groeien. 
Saprofyten zijn veelal schimmels of planten die in het water of de bodem voorkomen.

Slide 67 - Slide

Noem een voorbeeld van een parasiet

Slide 68 - Mind map

Noem een voorbeeld van een commensaal.

Slide 69 - Mind map

Binnendringen van pathogenen
Biologie leerjaar 2 N3


Pathogenen dringen binnen via een 
Pathogeen
Ziekmakend
Porte d'entreé
Zwakke plek in of op je lichaam waar een micro-organisme kan binnendringen.

Slide 70 - Slide

Wanneer spreek je van een infectie?
Biologie leerjaar 2 N3
Infectie: wanneer het binnengedrongen micro-organisme gaat vermenigvuldigen in de gastheer.
Incubatietijd: Tijd tussen besmetting en het krijgen van de eerste symptomen/ziek worden

Slide 71 - Slide

Verspreiding
Biologie leerjaar 2 N3
Op welke manieren worden infectieziekten verspreid?

Slide 72 - Slide




  1. Ziek van                          
  2. Misselijk/overgeven
  3. Symptomen < 8 uur
  4.  S. aureus of mycotoxinen 



  1. Ziek door vermenigvuldiging van het micro-organisme zelf
  2. Symptomen na >8 uur 
  3. Diaree/buikpijn
  4. Salmonella
Voedselvergiftiging
Biologie leerjaar 2 N3
Voedselinfectie
toxinen
gifstoffen gemaakt en uitgescheiden door het micro-organisme

Slide 73 - Slide

Huiswerk/nu maken
Biologie leerjaar 2 N3
Lezen §14.3 en §14.4
Maken opdracht 1 t/m 4

Slide 74 - Slide

Vandaag
Biologie leerjaar 2 N3
Korte herhaling
Bespreken opdracht 1 t/m 4
Theorie infectieziekten en barrières

Slide 75 - Slide

Korte herhaling
Biologie leerjaar 2 N3
  • Wat is een infectieziekte?
  • Voorbeelden van infectieziekten?
  • Voorbeelden van niet infectieziekten?
  • In welke 3 groepen kunnen mo worden onderscheiden?
  • Hoe heet de weg waarop pathogenen het lichaam binnendringen? Noem voorbeelden
  • Op welke manieren verspreiden infectieziekten?
  • Wat is het verschil tussen een voedselvergiftiging en voedselinfectie?

Slide 76 - Slide

Bespreken
Biologie leerjaar 2 N3
Opdracht 1 t/m 4

Slide 77 - Slide

Hoe maken micro-organismen ziek?
Biologie leerjaar 2 N3
MID: Minimale Infectieuze Dosis
Het aantal micro-organismen dat nodig is om ziekte te veroorzaken.

MID is afhankelijk van:
  1. Virulentie: ziekmakend vermogen van het micro-organisme
  2. Conditie gastheer: hoe beter de afweer hoe hoger de MID moet zijn om de gastheer ziek te maken.

Slide 78 - Slide

Tabel 14.?
Biologie leerjaar 2 N3
  • Kijk naar de tabel op pagina ?
  • Welk micro-organisme veroozaakt het snelst een infectie?
  • Welk micro-organisme veroozaakt niet zo snel een infectie?

Slide 79 - Slide





  1. afgescheiden door pathogenen
  2. schadelijk in lage concentraties
  3. Veroorzaakt voedselvergiftiging
  4. C. Tetani (tetanus)
  5. S. Aureus (hittebestendige toxinen)





  1. Bestanddelen van de celwand van Gram-negatieven
  2. Giftig wanneer de bacterie sterft
  3. Koorts door lymfocyten beschadiging
  4. Shock door het lek raken van bloedvaten
  5. S. typhi via darmen naar het bloed
Exotoxinen
Biologie leerjaar 2 N3
Endotoxinen

Slide 80 - Slide

Huiswerk/nu maken
Biologie leerjaar 2 N3
Lezen §14.5 en §14.6
Maken opdracht 5 t/m 9

Slide 81 - Slide

Vandaag
Biologie leerjaar 2 N3
Korte herhaling
Bespreken opdracht 5 t/m 9

Slide 82 - Slide

Korte herhaling
Biologie leerjaar 2 N3
Wat is MID?
Waar is de MID afhankelijk van?
Virulentie van het pathogeen
Weerstand van de gastheer
Wat is het verschil tussen endo- en exotoxinen?
Wat doet het toxine van Clostridium tetani bij een mens?
Op welke manier komt deze bacterie binnen (porte d’entree)?

Slide 83 - Slide

Bespreken
Biologie leerjaar 2 N3
Opdracht 5 t/m 9

Slide 84 - Slide

Barrières
Biologie leerjaar 2 N3
Kolonisatieresistentie: weerstand van het lichaam tegen het koloniseren van een micro-organisme.

3 Barrières die weerstand geven:
  1. Mechanische barrière
  2. Biologische barrière
  3. Chemische barrière

Slide 85 - Slide

Mechanische barrière
Biologie leerjaar 2 N3
  • Plaveiselepitheel (dikke laag cellen)
  • Slijmvliezen (laag cellen)
  • Darmperistaltiek (snelle voortbeweging)
  • Urine (stroming naar buiten)
  • Tranen (stromen uit het oog)

Slide 86 - Slide

Biologische barrière
Biologie leerjaar 2 N3
Microbioom: alle micro-organismen op en in ons lichaam.
Residente flora: natuurlijk aanwezige micro-organismen.
Transiënte flora: micro-organismen die maar korte tijd aanwezig zijn. Dit kunnen ook pathogenen zijn.
Deze micro-organismen zijn altijd aanwezig en beschermen tegen infecties met pathogenen doordat ze leefplekken bezet houden. Een pathogeen kan dus niet blijven plakken en gaan vermenigvuldigen. Voorbeeld: S. aureus op de huid en E. coli in de darmen.
Transiënte flora is dus maar "op bezoek". Deze micro-organismen kun je makkelijk verwijderen door te wassen of te desinfecteren.

Slide 87 - Slide

Stel dat iemand heel vaak zijn/haar handen desinfecteert met alcohol. Wat is het risico?

Slide 88 - Open question

Chemische barrière (1)
Biologie leerjaar 2 N3
Biomoleculen, enzymen en andere stoffen die bacteriegroei tegengaan.

  1.                               voorkomt groei van micro-organismen
  2.                          breekt de peptidoglycaanlaag van de celwand van bacteriën af
  3. Resisdente micro-organismen zetten talg om in vetzuren. Deze hebben een remmende werking op transiënte microflora
 

Lactoferrine
Komt voor in moedermelk, traanvocht, zweet, slijm en speeksel
Lysozym
Komt voor in traanvocht en speeksel

Slide 89 - Slide

Chemische barrière (2)
Biologie leerjaar 2 N3
4. Een lage pH is ongunstig voor de groei van pathogenen. In de maag door maagzuur en in de vagina door melkzuurbacteriën (residente flora)-->zure stofwisselingsproducten.


Slide 90 - Slide

Wat zijn vetzuren ook al weer?

Slide 91 - Mind map

Stel dat de barrières toch worden doorbroken. Wie/wat helpt ons dan?

Slide 92 - Open question

Huiswerk/nu maken
Biologie leerjaar 2 N3
Lezen §14.7
Maken opdracht 10 t/m 15

Slide 93 - Slide

Vandaag
Biologie leerjaar 2 N3
Korte herhaling
Bespreken opdracht 10 t/m 15
Theorie bloed

Slide 94 - Slide

Korte herhaling
Biologie leerjaar 2 N3
Welke 3 barrières kent ons lichaam?
Noem van elke barrière een voorbeeld.
Wat bedoelen we met microbioom?
Wat is transiënte flora?
Wat is residente flora?
Hoe voorkomt S. aureus op je huid een infectie?


Slide 95 - Slide

Bespreken
Biologie leerjaar 2 N3
Opdracht 10 t/m 15

Slide 96 - Slide

Functies van bloed
Biologie leerjaar 2 N3
  1. In stand houden van het inwendige milieu (wat bedoelen we hiermee?)
  2. Transport van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen.
  3. Afweer

Slide 97 - Slide

Samenstelling van bloed
Biologie leerjaar 2 N3
40% bloedcellen
Erytrocyten
Leukocyten (granulocyten, monocyten, lymfocyten)
Trombocyten

60% plasma
H2O (90%)
Plasma eiwitten (7%)
Globulinen, Fibrinogeen, Albumine
Biomoleculen (1%)
Zouten (0,9%)


Slide 98 - Slide

Erytrocyten
Biologie leerjaar 2 N3
Functie: zuurstoftransport
  • 6-8µm
  • Bij zoogdieren geen kern en geen mitochondriën, levensduur 120 dagen
  • Gevormd in platte beenderen
  • Makkelijk te vervormen
  • Bevatten veel hemoglobine (O2 transport)

Anemie= tekort aan erytrocyten
Dit is te meten met de Ht (hematocrietwaarde)


Slide 99 - Slide

Leucocyten
Biologie leerjaar 2 N3
Functie: afweer
Kunnen van vorm veranderen
Bestaan uit drie groepen:
  • Granulocyten
  • Lymfocyten
  • Monocyten

Slide 100 - Slide

Granulocyten
Biologie leerjaar 2 N3
Drie typen:
  1. Neutrofiele granulocyten
  2. Basofiele granulocyten
  3. Eosinofiele granulocyten
Zitten vol met granula (lysosomen)
Kunnen fagocyteren
Gevormd in het rode beenmerg

Slide 101 - Slide

Lymfocyten en monocyten
Biologie leerjaar 2 N3
Lymfocyten zijn kleine cellen met grote ronde kern
Belangrijkste soorten lymfocyten voor het specifieke immuunsysteem:
  • T-lymfocyten: Herkennen indringers en starten de afweer op
  • B-lymfocyten (plasmacellen): Maken antilichamen tegen indringers

Monocyten (macrofagen)
  • veel fagocytose ook buiten de bloedbaan
  • Kunnen ook groter materiaal opruimen

Slide 102 - Slide

Fagocytose
Biologie leerjaar 2 N3
Fagocytose: Het omhullen en opnemen van deeltjes

Slide 103 - Slide

Slide 104 - Video

Huiswerk/nu maken
Biologie leerjaar 2 N3
Lezen §8.1 t/m §8.2.2
Maken opdracht 1 t/m 4

Slide 105 - Slide

Vandaag
Biologie leerjaar 2 N3
Korte herhaling
Bespreken opdracht 1 t/m 6
Theorie trombocyten en bloedplasma
Uitleg SLB taken

Slide 106 - Slide

Korte herhaling
Biologie leerjaar 2 N3
Wat zijn de 3 hoofdfuncties van ons bloed?
Uit welke hoofdbestanddelen bestaat ons bloed?
Wat zijn erytrocyten en wat is hun functie?
Wanneer spreek je van een anemie?
Wat zijn leucocyten en wat is hun functie?
Noem de 3 groepen leucocyten.
Wat zijn granula?
Hoe ziet een eosinofiele granulocyt eruit onder de microscoop?


Slide 107 - Slide

Bespreken
Biologie leerjaar 2 N3
Opdracht 1 t/m 4

Slide 108 - Slide

Trombocyten
Biologie leerjaar 2 N3
Trombocyten zijn celfragmenten
Levensduur van 5-9 dagen
Functie: stolling
Ze geven trombokinase af bij beschadiging van een bloedvat waardoor de stolling in gang wordt gezet.

Slide 109 - Slide

Welk type bloedcel zie je hier?

Slide 110 - Open question

Welk type bloedcel zie je hier?

Slide 111 - Open question

Welk type bloedcel zie je hier?

Slide 112 - Open question

Welk type bloedcel zie je hier?

Slide 113 - Open question

Welk type bloedcel zie je hier?

Slide 114 - Open question

Zuurstof vervoeren
Afweer
Stolling
Erytrocyten
Leucocyten
Trombocyten

Slide 115 - Drag question

Bloedplasma
Biologie leerjaar 2 N3
Plasma= bloed zonder de cellen 
Dit verkrijg je door het centrifugeren van onstolbaar            gemaakt bloed
Plasma bevat veel eiwitten:
  • Albumine: colloïd osmotische druk (COD) en vervoer van vetten
  • Globulinen: afweer d.m.v. Ig (Immunoglobulinen)
  • Fibrinogeen: stolling door vorming fibrinenetwerk


De albumine concentratie in het bloed is zo hoog (osmotische waarde) dat hierdoor het vocht wordt vastgehouden in de bloedvaten. Wanneer deze concentratie te laag is zal het vocht weglekken de weefsels in. Onder de huid noemen we dat oedeem. In de buik heet dat ascites.
Imuunglobulinen zijn eiwitten die vast kunnen hechten op indringers zoals bijvoorbeeld bacteriën en virussen. Hierdoor kunnen deze snelle worden herkend door fagocyterende leucocyten.
Wanneer de stolling in gang is gezet zal het eiwit fibrinogeen omgezet worden tot fibine en een netwerk van draden gaan vormen waar bloedcellen in blijven kleven. Er wordt zo een korstje gevormd.

Slide 116 - Slide

Serum
Biologie leerjaar 2 N3
Serum: bloedplasma zonder stollingseiwitten (fibrinogeen)

Dit verkrijg je door bloed eerst te laten stollen en daarna pas te centrifugeren.

Slide 117 - Slide

Uitleg SLB taken
Biologie leerjaar 2 N3
  1. Kennistoets leucocyten= Bio-toets in de toetsweek
  2. Preparaten van bloeduitstrijkjes=Uitvoering diffen tijdens practicum 7
  3. Labjournaal leucocyten=Telformulier van het diffen (exp 7)
  4. Notulen werkoverleg=Bespreek na het diffen jullie verschillen en overeenkomsten binnen de groep en maak hier notulen van.
  5. Rapportage bloedcellen=Schrijf onder jullie notulen een conclusie en een discussie. Geef alleen een conclusie van betrouwbare uitslagen. In de discussie geef je een verklaring voor onbetrouwbare resultaten. Dit document lever je in op Cumlaude.

Slide 118 - Slide

Huiswerk/nu maken
Biologie leerjaar 2 N3
Lezen §8.2.3 en §8.3
Maken opdracht 5 en 6

Slide 119 - Slide

Vandaag
Biologie leerjaar 2 N3
Korte herhaling
Bespreken opdrachten
Theorie microbiologie van voedingsmiddelen

Slide 120 - Slide

Korte herhaling
Biologie leerjaar 2 N3
Wat is de functie van trombocyten?
Wat is het verschil tussen plasma en serum?
Hoe verkrijg je serum?
Welke eiwitten vind je in plasma en wat is hun functie?

Slide 121 - Slide

Bespreken
Biologie leerjaar 2 N3
Opdracht 5 en 6

Slide 122 - Slide

Risicofactoren voor voedselvergiftiging of -infectie
Biologie leerjaar 2 N3
  1. Import voedingsmiddelen vanuit landen met lage hygiëne
  2. Langdurige opslag en slecht bewaren
  3. Grote hoeveelheden aan maaltijden bereiden
  4. Verandering eetgewoonten (minimaal behandelde k&k maaltijden, exotische gerechten)
  5. Gebrek aan kennis over hygiëne in keukens

Slide 123 - Slide

Voornaamste veroorzakers van voedselinfectie
Biologie leerjaar 2 N3
Salmonella
Komt vaak voor in kipproducten. Vele verschillende soorten die ongeveer 4 tot 5 dagen klachten geven.
Campylobacter
Komt vaak voor in kipproducten. De MID is laag dus mensen worden snel ziek. Incubatietijd 1 tot 7 dagen.
Listeria monocytogenes
Komt in de natuur voor op vochtige plekken. Geeft problemen bij voedsel met langere houdbaarheid. Kan hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging veroorzaken.
Escherichia coli
Sommige soorten zijn pathogeen, maar de meeste soorten zijn onschuldig. Komt in voedsel terecht door slechte handhygiëne.

Slide 124 - Slide

Voornaamste veroozakers van een voedselvergiftiging
Biologie leerjaar 2 N3
Bacillus cereus
Komt vaak voor in rijst en granen. Vormt sporen die later weer uitgroeien, waarna de bacterie ook toxinen vormt.
Clostridium perfringens
Komt voor in rauw vlees soepen en sauzen. De toxinen veroorzaken vaak buikpijn en diarree.
Clostridium botulinum
Zit in vlees, vis en groenten. De symptomen zijn eerst braken en diarree, maar daarna volgen dodelijke verlammingen.
Staphylococcus aureus
Komt vooral voor in rauwe vleeswaren en kaas. Maakt hitte bestendige toxinen.

Slide 125 - Slide

Niet bacteriële oorzaken
Biologie leerjaar 2 N3
Veroorzaker
Mycotoxinen
Schimmels
Fycotoxinen
Algen
Fytotoxinen
Planten
Virale infectie
Virussen
Parasitaire infectie
Parasieten

Slide 126 - Slide

Nu maken/huiswerk
Biologie leerjaar 2 N3
Lezen pdf Microbiologie van voedingsmiddelen op Cumlaude
Maken: opdracht Microbiologie van voedingsmiddelen 

Slide 127 - Slide

Biologie leerjaar 2 N3

Slide 128 - Slide