This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Oefentoets ho. 8
Slide 1 - Slide
Wat heb je nodig bij deze oefentoets?
- boek
- je geheugen
Je krijgt één minuut voor het beantwoorden van de vraag.
Slide 2 - Slide
Wat betekent het woord 'beroepshouding'?
A
Je houding t.o. het team waar je in werkt.
B
Je houding t.o. de leerlingen waar je mee werkt.
C
Je professionele houding op je werk
Slide 3 - Quiz
Wie controleert of het onderwijs zich aan de onderwijswet en regelgeving houdt?
A
GGD
B
Inspectie voor Onderwijs
Slide 4 - Quiz
Wie controleert of de kinderopvang zich aan de opvangwet en regelgeving houdt?
A
GGD
B
Inspectie voor Onderwijs
Slide 5 - Quiz
Waar staat de afkorting CAO voor?
A
Collectieve Arbeids- Overeenkomst
B
Collectieve Arbeids- Omstandigheden
C
Collegiale Associatie voor het Onderwijs
D
Collegiale Arbeids Ontwikkelingen
Slide 6 - Quiz
In een zelfsturend team kan het zijn dat jij als pedagogisch medewerker het rooster maakt voor het team.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Welke onderstaande optie is waar?
A
Een organogram maakt duidelijk hoe de organisatiestructuur er uitziet.
B
Een agenda voor een teamvergadering noemen we een organogram.
C
Een organogram is een onderdeel van het metriekstelsel.
D
Een organogram laat zien bij welk onderwijsinstelling een bepaalde opleiding wordt gegeven.
Slide 8 - Quiz
Wat wordt er verstaan onder 'intervisie'?
A
Een overleg tussen ouders en onderwijsinstantie.
B
Een interactieve werkvorm tussen collega's
C
Een overlegvorm tussen collega's waar iemand een 'probleem' inbrengt wat wordt besproken.
D
Een discussie vorm om politiek beladen onderwerpen te bespreken.
Slide 9 - Quiz
Een vertrouwenspersoon heeft geheimhoudingsplicht en mag niet zonder jouw toestemming met anderen over jouw problemen praten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Een vertrouwenspersoon heeft geheimhoudingsplicht en mag niet zonder jouw toestemming met anderen over jouw problemen praten.
Uitzondering: wanneer jij in gevaar loopt moet jij hulp inschakelen en dus wel met anderen hierover praten. De persoon in kwestie moet hier wel van op de hoogte worden gebracht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat staat er in een beroepscode?
A
Welke arbeids-omstandigheden wenselijk zijn.
B
Hoe het organogram van een onderwijsorganisatie werkt.
C
Welke wetten en regelgeving er op het beroep van toepassing zijn.
D
Hoe mensen zich binnen dat beroep in bepaalde situaties moet gedragen
Slide 12 - Quiz
Wat bedoelen we met 'ethisch handelen'?
A
Je handelt bewust, zorgvuldig en respectvol.
B
Je houdt rekening met de etnische achtergrond van leerlingen.
Slide 13 - Quiz
Waar zijn de landelijke regels waaraan de basisschool moet voldoen vastgelegd?
A
Onderwijswet
B
Wet primair onderwijs
Slide 14 - Quiz
Waar zijn de landelijke regels waaraan een speciaal onderwijsschool moet voldoen vastgelegd?
A
Wet op expertisecentra
B
Wet primair onderwijs
Slide 15 - Quiz
Een verklaring omtrent gedrag (VOG) is alleen verplicht als je wilt werken in de kinderopvang.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Een vakbond is een organisatie die opkomt voor de werkgever en de werknemer.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Waar kijkt de onderwijsinspectie NIET naar?
A
Leerresultaten van leerlingen
B
Het schoolklimaat
C
De veiligheid van de speeltoestellen
D
Kwaliteit van lesgeven
Slide 18 - Quiz
Wat staat in de meldcode?
A
Waar je melding moet doen wanneer je slecht wordt behandeld op je werk.
B
Wat je moet doen bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld.