What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
PRONOUNS HERHALING
Persoonlijke- en bezittelijke voornaamwoorden
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 2
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Persoonlijke- en bezittelijke voornaamwoorden
Slide 1 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.
He
is a duck.
Slide 2 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
(onderwerp)
I
(ik)
You
(jij)
He/She/It
(hij/zij/het)
We
(wij)
You
(jullie)
They
(zij)
Persoonlijke voornaamwoorden
(niet-onderwerp)
Me
(me)
You
(jou)
Him/Her/It
(hem/haar/het)
Us
(ons)
You
(jullie)
Them
(hen)
Slide 3 - Slide
Voorbeelden
Ze vindt me leuk. Wij vinden hem niet leuk.
She
likes
me
.
We
don't like
him
.
Wat vinden jullie van hen? Vergeet haar niet.
What do
you
think of
them
? Don't forget
her
.
Slide 4 - Slide
Hij vindt me niet aardig
He doesn't like ...
A
I
B
me
C
her
D
you
Slide 5 - Quiz
Piet vindt hen aardig
Piet likes ....
A
you
B
our
C
them
D
their
Slide 6 - Quiz
Het ziet er goed uit.
.... looks good.
A
I
B
its
C
us
D
it
Slide 7 - Quiz
Nina vindt hem leuk.
Nina likes ...
A
me
B
I
C
him
D
he
Slide 8 - Quiz
Bezittelijke voornaamwoorden
Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie (bezittelijk).
That is
my
bag.
Slide 9 - Slide
Bezittelijke voornaamwoord
(bijvoegelijk)
My
(mijn)
Your
(jouw)
His/Her/Its
(zijn/haar/het)
Our
(onze)
Your
(jouw)
Their
(hun)
Bezittelijke voornaamwoord
(zelfstandig)
Mine
(van mij)
Yours
(van jou)
His/Hers
(van hem/van haar)
Ours
(van ons)
Yours
(van jullie)
Theirs
(van hen)
Slide 10 - Slide
Voorbeelden
Dat is mijn tas. Haar verhalen zijn saai.
That is
my
bag.
Her
stories are boring.
Die auto is van ons. Is dat van jou of mij?
That car is
ours
. Is that
yours
or
mine
?
Slide 11 - Slide
Dat is ons huis.
That is ... house
A
mine
B
us
C
your
D
our
Slide 12 - Quiz
Het eten is van jullie.
The food is ...
A
mine
B
your
C
yours
D
his
Slide 13 - Quiz
Die trui is van haar!
That sweater is ...
A
hers
B
her
C
ours
D
its
Slide 14 - Quiz
Hun auto staat in brand.
... car is on fire.
A
theirs
B
our
C
his
D
their
Slide 15 - Quiz
Schuif de voorbeelden naar de juiste kolom
Persoonlijk
Bezittelijk
he
my
our
their
we
they
Ours
him
Slide 16 - Drag question
www.englishexercises.org
Slide 17 - Link
www.tolearnenglish.com
Slide 18 - Link