Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Paragraaf 4.1 EBE start

4.1
Hoofdstuk 4: Goederenhandel
Paragraaf 1: Koop en verkoop
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.1
Hoofdstuk 4: Goederenhandel
Paragraaf 1: Koop en verkoop

Slide 1 - Slide

Eigendomsoverdracht

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Leveringsvoorwaarden
Franco: 'vrachtvrij' voor de koper. De verkoper betaalt alle vrachtkosten.
Rembours: goederen worden alleen afgeleverd als de koper meteen betaald.
Loco: de koper haalt de goederen op bij het magazijn en draagt de kosten en risico's van het vervoer.

Slide 4 - Slide

Betalingsvoorwaarden
Afspraken tussen koper en verkoper over de betaling.
Contante betaling: direct geld ontvangen, bijvoorbeeld per kas of pinnen. Bijvoorbeeld in de supermarkt.
Betaling op rekening: de verkoper stuurt een factuur die de klant op een later moment betaalt. Bijvoorbeeld het bedrijf Tichelaar.

Slide 5 - Slide

Wat is het begrip 'koop'?
A
Een overeenkomst waarbij een partij een goed of dienst verkrijgt in ruil voor een gunst.
B
Een overeenkomst waarbij een partij een goed of dienst verkrijgt in ruil voor aandelen.
C
Een overeenkomst waarbij een partij een goed of dienst verkrijgt in ruil voor een prijs.
D
Een overeenkomst waarbij een partij een goed of dienst verkrijgt zonder betaling.

Slide 6 - Quiz

Welke term wordt gebruikt wanneer de betaling voor goederen pas na een bepaalde periode plaats vindt?
A
Betaling op rekening
B
Contante betaling

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'franco'?
A
Er worden geen kosten of risico's verbonden aan het transport.
B
De koper draagt de kosten en het risico van transport naar de verkoper.
C
De verkoper en koper delen de kosten en het risico van transport.
D
De verkoper draagt de kosten en het risico van transport naar de koper.

Slide 8 - Quiz

Wat is levering?
A
Het ontvangen van goederen van de klant.
B
Het opslaan van goederen voor de klant.
C
Het ruilen van goederen met de klant.
D
Het afgeven van goederen aan de klant.

Slide 9 - Quiz

Wat zijn leveringsvoorwaarden?
A
De afspraken en voorwaarden rondom de levering van goederen.
B
De prijzen van de goederen.
C
De garantie op de goederen.
D
De verpakking van de goederen.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn betalingsvoorwaarden?
A
De levertijd van goederen.
B
De verzendkosten van goederen.
C
De afspraken en voorwaarden rondom de betaling van goederen of diensten.
D
De klantenservice van het bedrijf.

Slide 11 - Quiz

Kun jij aan de slag met deze theorie?
0 = niet 10 = zeker!
0100

Slide 12 - Poll