What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Lidwoorden en meervoud in het Engels
Welcome 2 juni 2021
1 / 43
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1-3
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welcome 2 juni 2021
Slide 1 - Slide
TODAY'S LESSON
Lidwoorden
Meervoud in het Engels
Slide 2 - Slide
Articles - lidwoorden
Slide 3 - Slide
Articles
Lidwoorden
Wanneer je in het Nederlands
de
of
het
voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels
the
.
Wanneer je in het Nederlands
een
voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels
a
of
an
.
Slide 4 - Slide
Lidwoord a/an/the
een ..........:
a
/
an
de / het ..........:
the
een tafel -
a
t
able een ei -
an
e
gg
de tafel -
the
table het ei -
the
egg
Slide 5 - Slide
Lidwoord a/an
a
gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:
a
p
et a
t
eacher a
b
ycicle
a
c
ar a
d
oor a
r
oom
Slide 6 - Slide
Lidwoord a/an
an
gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker:
an
e
ar an
i
nvestigation an
o
fficer
an
a
pple an
E
nglishman an
a
nswer
Slide 7 - Slide
Let op!
De keuze voor
a
of
an
hangt niet af van de (mede)klinker op
papier
, maar of je hem
hoort
.
Soms schrijf je een
-h
maar hoor je hem niet -> dan gebruik je
an
.
Soms schrijf je een
-u
, maar hoor je een
-j
of
-h
-> dan gebruik je
a
.
Slide 8 - Slide
Voorbeelden
je schrijft de medeklinker wel maar hoort hem niet
an
hour
(je hoort
o
ur) = een uur
an
honor (je hoort
o
nour) = de eer
a
university (je hoort
j
university) = de universiteit
a
uniform (je hoort
j
uniform) = het uniform
a
European (je hoort
j
european) = de Europeaan
Slide 9 - Slide
a of an?
..... banana
A
a
B
an
Slide 10 - Quiz
a of an?
.... artwork
A
a
B
an
Slide 11 - Quiz
a of an?
..... house
A
a
B
an
Slide 12 - Quiz
a of an?
.... apple
A
a
B
an
Slide 13 - Quiz
a of an?
.... uniform
A
a
B
an
Slide 14 - Quiz
a of an?
.... university
A
a
B
an
Slide 15 - Quiz
Meervoud
De verschillende regels in het Engels
Slide 16 - Slide
Hoe maak je meervouden in het Engels?
De algemene regel is:
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
one boy --> two boy
s
one apple --> three apple
s
one house --> four house
s
one chair --> six chairs
Onthoud: nooit 's!
Slide 17 - Slide
Woorden die eindigen op een s-klank
Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
one bus --> two bus
es
one business --> two business
es
one wish --> two wish
es
one witch --> two witch
es
one box --> two box
es
Slide 18 - Slide
Woorden die eindigen op een o-klank
Eindigt woord op een
medeklinker
+ o --> meervoud wordt -es
one potato --> two potato
es
one hero --> two hero
es
one tomato --> two tomato
es
Maar let op:
one piano --> two piano
s
one photo --> two photo
s
Slide 19 - Slide
Woorden die eindigen op een o-klank
Eindigt woord op een
klinker
+ o --> meervoud wordt -s
one radio --> two radios
one zoo --> two zoos
one video --> two videos
one duo --> two duos
Slide 20 - Slide
Woorden die eindigen op f(e)
3. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves
one knife --> two knives
one life --> two lives
one calf --> ten calves
Maar let op:
one roof --> two roofs
one cliff --> two cliffs
Slide 21 - Slide
Woorden die eindigen op medeklinker+y
Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
one baby --> two bab
ies
one hobby --> two hobb
ies
one story --> three stor
ies
Slide 22 - Slide
Woorden die eindigen op klinker+y
Eindigt het woord op klinker+ y--> meervoud wordt -s
one boy --> two boy
s
one toy --> two toy
s
one key --> three key
s
Slide 23 - Slide
Onregelmatige woorden:
De volgende woorden veranderen
niet
in het meervoud!!!!
one sheep --> two sheep
one fish --> two fish
De volgende woorden staan
altijd
in het meervoud!!!!!
glasses
(bril)
scissors
troussers
Slide 24 - Slide
Onregelmatige woorden:
De volgende woorden
veranderen in spelling
in het meervoud!!!
one man --> two men
one woman --> two women
one child --> two children
one mouse --> two mice
one foot --> two feet
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten in het Engels
A
Er een 's achter zetten
B
Er een -s achter zetten
C
Niks, alle woorden zijn meervoud
D
A, B en C zijn goed.
Slide 28 - Quiz
Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed
Slide 29 - Quiz
Wat is het meervoud van knife
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives
Slide 30 - Quiz
Wat is het meepervoud van sheep
A
Sheep's
B
Sheeps
C
Sheep
D
A, B en C zijn goed
Slide 31 - Quiz
Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen
Slide 32 - Quiz
Wat is het meervoud van man?
A
Mans
B
Man's
C
Man
D
Men
Slide 33 - Quiz
Wat is het meervoud van glasses?
A
Glasses
B
two pairs of glasses
C
glasses's
D
Glassing
Slide 34 - Quiz
Wat is het enkelvoud van women
A
woman
B
women
C
women's
D
womans
Slide 35 - Quiz
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
Is this cup ...
A
your
B
yours
Slide 36 - Quiz
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
The coffee is ...
A
mine
B
my
Slide 37 - Quiz
We gave him the money and he gave .......... (we) the candy.
A
him
B
them
C
her
D
us
Slide 38 - Quiz
Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his
Slide 39 - Quiz
She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its
Slide 40 - Quiz
We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our
Slide 41 - Quiz
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
ieeew there is a hair in my food!
It's dark so it must be ... !
A
his
B
hiss
Slide 42 - Quiz
That's it for today
Slide 43 - Slide