What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
4.1 / 4.2 Waar geef ik mijn geld aan uit?
Waar geef ik mijn geld aan uit?
Kan ik dat betalen?
Wat bepaalt de prijs?
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
Burgerschap
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Waar geef ik mijn geld aan uit?
Kan ik dat betalen?
Wat bepaalt de prijs?
Slide 1 - Slide
Als ik een miljoen win dan....?
Slide 2 - Open question
Wat hoort er niet bij een maandelijkse begroting.
A
De inkomsten.
B
De uitgaven.
C
Inkomsten en uitgaven zijn altijd in evenwicht.
D
Inkomsten zijn niet altijd in evenwicht.
Slide 3 - Quiz
Geld niet uitgeven maar op een rekening zetten. Welk begrip past hierbij?
A
Budgetteren.
B
Lenen.
C
Uitgaven.
D
Sparen.
Slide 4 - Quiz
Wat betekent: 'je huis staat onder water?'
A
De waarde van je woning is lager dan de hypotheek.
B
De bank wil dat jij je woning verkoopt.
C
De waarde van je woning is hoger dan je hypotheek.
D
Je hebt je woning tegen een goede prijs gekocht?
Slide 5 - Quiz
Welke instantie kan mensen helpen om van hun schulden af te komen?
A
Deurwaarder.
B
Nibud.
C
Schuldhulpverlening.
D
Incassobureau.
Slide 6 - Quiz
Bedrag dat je moet betalen om geld te lenen?
A
Rente.
B
Rood staan.
C
Schuld.
D
Hypotheek.
Slide 7 - Quiz
Welke rente is het hoogste?
A
Op een hypotheek?
B
Op een lening?
C
Op je spaarrekening.
D
Op een doorlopend krediet.
Slide 8 - Quiz
Wat is de grootste inkomstenbron van influencers.
A
Clicks via Youtube.
B
Spullen verkopen via hun website.
C
Spullen aanprijzen van bepaalde merken.
D
Eigen merkkleding verkopen.
Slide 9 - Quiz
Wanneer stijgt de prijs van een product?
Slide 10 - Open question
Je koopt iets zonder er goed over na te denken. Hoe noem je zo'n aankoop?
A
Paniekaankoop.
B
Buitenkansje.
C
Impulsaankoop.
D
Slimme aankoop.
Slide 11 - Quiz
Er zijn weinig woningen. Daarom is...
A
De prijs van een hypotheek lager.
B
De rente van een hypotheek hoger.
C
De prijs van een woning hoger.
D
De prijs van een woning lager.
Slide 12 - Quiz
Er zijn weinig banen voor koks. Terwijl veel koks van de opleiding komen.
A
De lonen worden hoger.
B
De lonen worden lager.
C
Je komt makkelijker aan een baan.
D
De opleiding krijgt veel aanmeldingen.
Slide 13 - Quiz
Welk principe bepaalt de prijs.
A
De wet van Murphy.
B
De wet van vraag en aanbod.
C
Anticyclisch kopen.
D
De hoogte van de prijs.
Slide 14 - Quiz
Opdrachten maken.
Hoofdstuk 4.1 maken
Hoofdstuk 4.2 maken
Slide 15 - Slide