What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
oefenen TKT H14 Lesstof
Oefenen TKT H14 Lesstof
Tandheelkundige kennis voor de tandartsassistente
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
BSTA Tandartsassistente
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefenen TKT H14 Lesstof
Tandheelkundige kennis voor de tandartsassistente
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
1. Wat wordt er bedoeld met palliatieve zorg?
A
bestrijden van de ziekte
B
verzachten van de verschijnselen.
C
aanvullen van ontbrekende stof in het lichaam
D
bij voorbaat onderdrukken van een aanval van een aandoening of ziekte
Slide 3 - Quiz
2. Waarom is het afnemen van een anamnese belangrijk om medicatie voor te kunnen schrijven?
Slide 4 - Open question
3. Als een AB kuur niet wordt afgemaakt zoals is voorgeschreven, wat kan er dan gebeuren?
A
M.O. worden resistent tegen een AB kuur
B
M.O. worden sensibel voor een AB kuur
C
er zal een overdosis plaatsvinden
D
er is te veel hoofdwerking van het geneesmiddel
Slide 5 - Quiz
4. waar kan je de alle belangrijke informatie over het geneesmiddel terugvinden?
A
farmacotherapeutisch kompas
B
bijsluiter
C
anamnese lijst
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 6 - Quiz
5. Welk orgaan breekt geneesmiddelen af?
A
lever
B
nieren
C
maag
D
darmkanalen
Slide 7 - Quiz
6. Hoe noemen we dat als de bloedspiegel schommelt?
A
concentreert
B
fluctureert
C
inhaleert
D
doseert
Slide 8 - Quiz
7. De dunne darm is de resorptieplaats bij uitstek, wat is hiervan de reden?
A
goede doorbloeding
B
grote opname oppervlakte
C
goede lymfestroom
D
alle antwoorden goed
Slide 9 - Quiz
8. Noem een toedieningsvorm die je rectaal kan toedienen.
Slide 10 - Open question
9. Parenterale toediening gebeurt via injecties
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
10. Noem een voorbeeld om een plaatselijk effect te verkrijgen op gebitselementen.
Slide 12 - Open question
11. er zijn geneesmiddelen die onder een bepaalde wet vallen, hoe heet deze wet?
A
opiumwet
B
opie wet
C
BIG
D
BIT wet
Slide 13 - Quiz
12. Waar staat NSAID voor.
A
non steril anti inflammatory drug
B
non steroidal anti inflammatory drugs
C
Naproxen salicylaten advil dragee
D
alle antwoorden fout
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide