Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Blok 2 proeftoets H8

Proeftoets ho. 8
1 / 16
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Proeftoets ho. 8

Slide 1 - Slide

Wat heb je nodig?

Boek en telefoon

13 vragen

Merk je dat je moeite hebt met het beantwoorden? 
Zorg dan dat je ter voorbereiding van de toets de proeftoetsen online maakt + de vragen uit je werkboek.

Slide 2 - Slide

Je telt gedragingen in een bepaalde periode. Dit hoort bij:
A
Kwantitatief observeren
B
Kwalitatief observeren

Slide 3 - Quiz

Participerend observeren betekent: Tegelijkertijd kwantitatief observeren als kwalitatief observeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Welke zin is waar?
A
Een kwantitatieve observatie gaat om hoe ziet het gedrag eruit.
B
Een kwalitatieve observatie gaat om hoe ziet het gedrag eruit.

Slide 5 - Quiz

Wat verstaan we onder 'gedrag'?

A
Alle gedragingen van de mens.
B
Alle waarneembare activiteiten van de mens.
C
Alles wat je kunt waarnemen.
D
Alles wat mensen doen.

Slide 6 - Quiz

Job pakt de bal van de grond en loopt naar Seb.
Hij kijkt Seb boos aan en geeft hem een duw. Hij is duidelijk gefrustreerd over de situatie die net plaatsvond.

Hierboven lees je een deel van een observatie. Is dit objectief of subjectief beschreven?
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 7 - Quiz

Waarnemen doe je overal. Zelfs in je slaap.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met projectie tijdens een observatie?
A
De focus op de geobserveerde leerling noemen we projectie.
B
Je herkent (of denkt te herkennen) bepaalde eigenschappen, omdat je die zelf ook hebt.
C
Projectie is een bepaalde observatiemethode die wordt ingezet bij vermoedens van gedragsstoornissen.
D
Projectie is een ander woord voor referentiekader.

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen observeren en kijken?
A
Bij observeren neem je dingen waar, bij kijken niet.
B
Observeren doe je vooral met je gehoor, kijken met je ogen.
C
Observeren gebeurt bewust, doelgericht en systematisch, kijken niet.
D
Observeren is waarnemen en kijken is signaleren.

Slide 10 - Quiz

Wat is geen zintuig?
A
Horen
B
Zien
C
Denken
D
Voelen

Slide 11 - Quiz


A

Slide 12 - Quiz

Onvolledig waarnemen
Verschillend waarnemen
Onjuist waarnemen
Je neemt niet alles waar wat er gebeurt
Je ziet iets anders dan iemand in dezelfde situatie
Je neemt het verkeerde waar,

Slide 13 - Drag question

Wat is de eerste stap van een goede observatie?
A
Schrijf de achtergrond gegevens op
B
Schrijf de vraagstelling op.
C
Schrijf op waarom je gaat observeren.
D
Kies de observatiemethode

Slide 14 - Quiz

Wat past bij het woord 'feiten'?
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 15 - Quiz

Leertips
Leertips                                                                                                                 
-Maak de vragen uit je werkboek
-Maak de proeftoetsen op de site van Noordhoff. Gebruik hiervoor de code voorin je boek. Deze code staat alleen in de nieuwe boeken.
-Maak zelf een spel met vragen. Maak kaartjes met op de ene kant de vraag en op de nadere kant het antwoord. Vraag goed? Kaartje opzij. Vraag fout? Weer onderop de stapel.
-Maak een woordweb met de theorie uit ho. 8 of voor elke paragraaf.
-Oefen samen
-Begin op tijd  
-Lees de paragrafen die je hebt behandeld diezelfde dag thuis nog eens door.
-Koppel de theorie aan gebeurtenissen op stage. Zie het voor je. 

Slide 16 - Slide