What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Marketing
Wat gaan we doen?
Doornemen examenwoorden
Opfrisser
Uitleg met oefenvragen
Huiswerkopdracht
Afsluiten
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Praktische economie
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we doen?
Doornemen examenwoorden
Opfrisser
Uitleg met oefenvragen
Huiswerkopdracht
Afsluiten
Slide 1 - Slide
Wat heb je nodig?
Telefoon
Boek
Pen
Schrift
Slide 2 - Slide
Nadat een ondernemer de markt heeft gesegmenteerd, kan hij ook nog aan marktfragmentatie doen. Wat betekent dit?
A
Onderzoek doen onder een klein deel van zijn doelgroep
B
De marktsegmenten verbreden
C
Marktsegmenten weer in kleinere groepen verdelen
Slide 3 - Quiz
Jezelf onderscheiden van je concurrent noem je:
A
Positioneren
B
Marktsegmentatie
C
Ongedifferentieerde marketing
Slide 4 - Quiz
Welk bedrijf heeft tussen de tot 250 werknemers?
A
Ee n micobedrijf
B
Een kleinbedrijf
C
Een middelgrootbedrijf
D
Een grootbedrijf
Slide 5 - Quiz
Jouw prestaties vergelijken met de concurrent noem je:
A
Benchmarking
B
Profileren
C
Prijsdistributie
Slide 6 - Quiz
(Online) betalen
iDeal --> betalen via de bank
Mobiele app --> app openen en geld overmaken
Achteraf betalen --> betalen als je het product hebt (koop op rekening)
PayPal --> online portemonnee
Aanbetaling --> een deel van het bedrag vooruit betalen
Termijnen --> Elke periode een klein bedrag betalen
Slide 7 - Slide
Afrekenen in een webshop gaat volgens een aantal stappen. Wat is de juiste volgorde?
A
bevestiging van de bestelling door de winkel - betalen
B
Betalen - bevestigen van bestelling door de winkel
C
Betalen - verzamelen
D
Betalen - bestellen
Slide 8 - Quiz
winkel vormen
Speciaalzaak : service - diep assortiment - shopping & specialty goods
Warenhuis : breed en diep assortiment - groot oppervlak
Variety-store : Verschillende artikelen voor dezelfde prijs -->bijvoorbeeld; alles kost hier €5 !
Slide 9 - Slide
Niet-winkels
Ambulante-handel : handel die verplaatst - markt
Colportage : ongevraagde verkoop aan de deur of telefoon
Thuisparty's : feestje - uitnodiging - producten kopen
Slide 10 - Slide
In deze winkel kosten alle producten €2,-.
A
Warenhuis
B
Ambulante-handel
C
Colportage
D
Variety-store
Slide 11 - Quiz
Verkoop & de klant
Slide 12 - Slide
Wanneer is iemand een goede verkoper?
Slide 13 - Mind map
Verkoper : het visitekaartje van de winkel
Beroepshouding : manier waarop je je gedraagt op de werkvloer
Service -> klant staat centraal
Respect --> taalgebruik
Gelijkheid --> elke klant krijgt dezelfde behandeling
Houding --> hoe sta je erbij / kleding
Slide 14 - Slide
Inschatten welke klant je hebt!
Slide 15 - Slide
Runshopper
= gehaast, doelgericht en heeft weinig tijd
Wel :)
Niet :(
Rustig blijven Doorgaan met werkzaamheden
Beleefd blijven Uitgebreid gesprek
Zakelijk blijven Andere klanten afraffelen
Beperken tot hoofdzaak
Slide 16 - Slide
Funshopper
= veel tijd, voor plezier, winkelbeleving
Wel :)
Niet :(
Gesprek aangaan Weinig aandacht geven
Informatie geven Kort reageren
Bijverkoop
Koffie aanbieden
Slide 17 - Slide
Sociale klant
= praat graag, veel tijd
Wel :)
Niet :(
Complimenten Gesprek aangaan
Vakkennis tonen Klant laten uitpraten
Vriendelijk onderbreken
Zakelijk blijven & gesloten vragen
Slide 18 - Slide
Bij deze klant is winkelbeleving heel belangrijk
A
Sociale klant
B
Runshopper
C
Funshopper
Slide 19 - Quiz
Trouwe klant
= vaste klant in jouw winkel
Wel :)
Niet :(
Contact maken Negeren
Belonen voor trouw Niet waarderen
Extraatje
Slide 20 - Slide
Kritische klant
= Kennis, wil vlot geholpen worden
Wel :)
Niet :(
Complimenten Discussie
Vakkennis tonen Tegenspreken
Slide 21 - Slide
Hybride klant
= prijs-kwaliteitverhouding , bewuste koper
Wel :)
Niet :(
Service bieden Iets opdringen
Aandacht geven Tegenspreken
Vakkennis tonen
Slide 22 - Slide
Heeft vooronderzoek gedaan
Bij elke aankoop krijgt u een stempel. Na 20 stempels krijgt u €5 korting
Doelgericht & weinig tijd
Runshopper
Kritische klant
Trouwe klant
Slide 23 - Drag question
Koopintentie & koopkracht
Koopintentie = Het voornemen van de klant om een artikel te kopen
Koopkracht = hoeveel producten kan je met jouw inkomen kopen?
Verandering in koopkracht --> rol verkoper
Slide 24 - Slide
Welke klant heeft de hoogste koopintentie?
A
Funshopper
B
Runshopper
C
Sociale klant
Slide 25 - Quiz
Customer Journey
Reis van de klant
Van consumentenbehoefte tot de aankoop
6 Factoren: cultureel, economische, persoonlijk, psychologisch, sociaal & technologisch
Slide 26 - Slide
Culturele invloedfactoren
Geloof
individualisering
Afkomst
Respect, luisteren, omgangsvormen & gewoontes, geduld
Slide 27 - Slide
Economische invloedfactoren
Inkomen (koopkracht)
Consumentenvertrouwen --> koop ik wel of geen nieuwe tv?
Belasting
Slide 28 - Slide
Persoonlijke invloedfactoren
Leeftijd
Beroep
Levensfase
Levensstijl
Zelfbeeld
Slide 29 - Slide
Consumentenvertrouwen is een:
A
Culturele invloedfactor
B
Psychologische invloedfactor
C
Persoonlijke invloedfactor
D
Economische invloedfactor
Slide 30 - Quiz
Psychologische factoren
Motivatie
Psychisch welzijn / gevoel
klant (tijdelijk) goed laten voelen --> gastvrij en vriendelijk
Slide 31 - Slide
Sociale invloedfactoren
Familie & vrienden
Idolen
eenpersoonshuishoudens
Verkoper kan beïnvloeden met kennis
Slide 32 - Slide
Technologische invloedfactoren
gaat het product lang mee?
Of zijn er vaak nieuwe versies?
Slide 33 - Slide
Wat is een persoonlijke invloedfactor?
A
Levensfase
B
Inkomen
C
Individualisering
Slide 34 - Quiz
Hoe kan je koopkracht dalen? Er zijn 2 juiste antwoorden
A
Als producten goedkoper worden
B
Als producten duurder worden
C
Als je minder gaat verdienen
D
Als je meer gaat verdienen
Slide 35 - Quiz
Bedankt!
Huiswerkopdracht:
Lees hoofdstuk 7
Maak opdracht: 1, 3, 4, 5 & 7
Slide 36 - Slide