What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Zinnen met twee werkwoorden - lange les - goed
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
NT2
Basisschool
Groep 8
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
,
text slide
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Zoek de werkwoorden in de zin:
Pim gaat morgen zwemmen.
A
gaat
B
morgen zwemmen
C
gaat zwemmen
D
zwemmen
Slide 2 - Quiz
Wat is 'Pim' in deze zin?
Pim
gaat morgen zwemmen.
A
wie of wat
B
de rest van de zin
C
het eerste werkwoord (de persoonsvorm)
D
het tweede werkwoord
Slide 3 - Quiz
Wat is 'gaat' in deze zin?
Pim
gaat
morgen zwemmen.
A
wie of wat
B
de rest van de zin
C
het eerste werkwoord (de persoonsvorm)
D
het tweede werkwoord
Slide 4 - Quiz
Wat is 'morgen' in deze zin?
Pim gaat
morgen
zwemmen.
A
wie of wat
B
de rest van de zin
C
het eerste werkwoord (de persoonsvorm)
D
het tweede werkwoord
Slide 5 - Quiz
Wat is 'zwemmen' in deze zin?
Pim gaat morgen
zwemmen
.
A
wie of wat
B
de rest van de zin
C
het eerste werkwoord (de persoonsvorm)
D
het tweede werkwoord
Slide 6 - Quiz
Op welke plaats in de zin
staat het tweede werkwoord altijd?
A
op de eerste plaats
B
op de tweede plaats
C
in het midden
D
aan het einde
Slide 7 - Quiz
Wat is het tweede werkwoord in deze zin?
Ik ga zaterdag kleren kopen.
A
ga
B
zaterdag
C
kleren
D
kopen
Slide 8 - Quiz
zin 1
zin 2
Zaterdag ....
Pim een wedstrijd ....
Wij ....
graag rijst met vis ....
moet
spelen
willen
eten
Zet de werkwoorden op de goede plaats
Slide 9 - Drag question
zin 3
zin 4
Mijn vader ....
een taart ....
Hij ....
van in de keuken ....
gaat
bakken
houdt
staan
Slide 10 - Drag question
zin 5
zin 6
Saar ....
een nieuwe broek ....
Zij ....
naar de supermarkt ....
wil
kopen
moeten
lopen
Slide 11 - Drag question
zin 7
zin 8
Mijn zus ....
morgen koffie ....
Wij ....
samen ....
komt
drinken
gaan
praten
Slide 12 - Drag question
zin 9
zin 10
Wij ....
haar oma ....
Hij ....
de weg niet ....
gaan
bezoeken
kan
vinden
Slide 13 - Drag question
zin 11
zin 12
De kinderen ....
een ijsje ....
Mijn tante ....
een nieuwe auto ....
mogen
eten
wil
kopen
Slide 14 - Drag question
zin 13
zin 14
Mijn moeder ....
piano ....
Jullie ....
de muziek ....
kan
spelen
kunnen
horen
Slide 15 - Drag question
zin 15
zin 16
De jongen ....
zelf thee ....
De kinderen ....
snoepjes ....
mag
zetten
willen
pakken
Slide 16 - Drag question
Slide 17 - Video
zin 17
je
oversteken
daar
kunt
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 18 - Drag question
zin 18
ik
vanavond
ga
koken
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 19 - Drag question
zin 19
mijn opa
maken
soep
wil
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 20 - Drag question
zin 20
Jan en Lea
doen
boodschappen
gaan
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 21 - Drag question
zin 21
hij
nemen
medicijnen
moet
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 22 - Drag question
zin 22
In de tuin
gaat
mijn vader
werken
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 23 - Drag question
zin 23
Morgen
kunnen
de ouders
uitslapen
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 24 - Drag question
zin 24
Zaterdag
mag
afzwemmen
het meisje
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 25 - Drag question
zin 25
Op de deur
kan
hangen
een briefje
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 26 - Drag question
zin 26
Hier
moet
starten
je
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 27 - Drag question
zin 27
In bed
kun
uitrusten
je
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 28 - Drag question
zin 28
Vrijdag
moeten
trainen
we
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 29 - Drag question
Slide 30 - Drag question