Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig

Een leven lang leren

Visit the website

‹Return to search

06.10 - Uitspraak, getallen, tijd(saanduiding), dagen, maanden, etc.

1 / 10

Slide 1: Slide

DuitsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Heutiges Programm

Heutiges Lernziel ⏱ 2 Min.
Themen: die Tage/Monate, die Zeiträume
und die Feiertage ⏱ 15 Min.
Taalblokken ⏱ 30 Min.
Die Vorschau ⏱ 1 Min.

Slide 2 - Slide

Thema: die Tage und Monate

Slide 3 - Slide

Wie sagt man 'woensdag' auf Deutsch?

Slide 4 - Open question

Wer kann alle Tage der Woche auf Deutsch benennen?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Tijd/moment aanduiden

Dag = Tag
Vandaag = heute
Gisteren = gestern
Voorgisteren = vorgestern
Morgen = morgen
Overmorgen = übermorgen
Volgende = nächste/nächsten/nächster
Week = Woche
Weekend = Wochenende

's Ochtends = morgens
's Middags = mittags
's Avonds = abends
Morgenvroeg = morgen früh
Morgenmiddag = morgen Mittag
Morgenavond = morgen Abend
Volgende week = nächste Woche

Slide 7 - Slide

Was ist der nächste Feiertag? Bitte auf Deutsch reagieren.

Slide 8 - Mind map

Finde die bekannte Feiertage und formuliere sie auf Deutsch

Slide 9 - Mind map

Und jetzt an die Arbeit! Taalblokken!

Slide 10 - Slide