Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Woorden met een vast voorzetsel

Woorden met een vast voorzetsel
Formuleren
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Woorden met een vast voorzetsel
Formuleren

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kent verschillende vaste voorzetsels bij werkwoorden
  • Je kunt het juiste vaste voorzetsel gebruiken in een zin

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Sommige woorden hebben een vast voorzetsel. Deze hebben geen letterlijke betekenis.


  • aandacht betsteden aan
  • beginnen met
  • brutaal zijn tegen
  • boos zijn op

Slide 4 - Slide

Welk voorzetsel hoort er bij?
verliefd zijn
ergeren
houden
bemoeien
aan
op
achter
met
van
tegen

Slide 5 - Drag question

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ik wil graag terugkomen ... deze beslissing.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 6 - Drag question

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Yasmine is erg gehecht ... haar familie.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 7 - Drag question

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Docenten voelen zich erg betrokken ... hun leerlingen.
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 8 - Drag question

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 9 - Drag question

Terugkijken
  • Je kent verschillende vaste voorzetsels bij werkwoorden
  • Je kunt het juiste voorzetsel gebruiken in een zin

Slide 10 - Slide

Een zin met een vast voorzetsel heeft vaak een figuurlijke betekenis. Vaak kun je met dezelfde combinatie van werkwoord en voorzetsel ook een zin met een letterlijke betekenis maken. In die zin kun je het voorzetsel wel vervangen.
Een voorbeeld:
Jullie werken aan een opdracht. (fguurlijk)
Jullie werken aan een tafel. (letterlijk) 
Jullie werken achter een tafel. (letterlijk)

Slide 11 - Slide


Noteer twee zinnen met dezelfde combinatie van werkwoord en voorzetsel. 
1x met een figuurlijke betekenis en 1x met een letterlijke betekenis.

Slide 12 - Open question