What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
2024_03_01 1.3 en 1.4 Vakth
Programma
Uitleg 1.3 en 1.4
Oefenopgaven maken
Log in via lessonup.app
Lesdoelen
1.3 Wat voor uitgaven kun je hebben?
1.3 Hoe maak je een begroting?
1.4 wat voor inkomsten kun je hebben?
1.4 Waardoor kan je koopkracht veranderen?
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
Economie
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
13 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Programma
Uitleg 1.3 en 1.4
Oefenopgaven maken
Log in via lessonup.app
Lesdoelen
1.3 Wat voor uitgaven kun je hebben?
1.3 Hoe maak je een begroting?
1.4 wat voor inkomsten kun je hebben?
1.4 Waardoor kan je koopkracht veranderen?
Slide 1 - Slide
Inkomsten
Uitgaven
Incidentele uitgaven
Overdrachtsinkomen
Vaste lasten
Inkomen uit bezit
Inkomen uit arbeid
Dagelijkse uitgaven
Slide 2 - Drag question
Omrekenen
Slide 3 - Slide
Omrekenen: week naar maand
1 jaar heeft 52 weken
1 jaar heeft 12 maanden.
1 maand heeft 28, 29, 30 of 31 dagen
1 maand heeft dus
ZELDEN
4 weken...
Slide 4 - Slide
Hoeveel weken heeft 1 jaar?
A
50
B
51
C
52
D
53
Slide 5 - Quiz
Hoe noemen we het bij de begroting als je te weinig geld hebt? Dus meer uitgaven dan inkomsten.
A
Tekort
B
Winst
C
Verlies
D
Overschot
Slide 6 - Quiz
Bij wie kun je terecht voor informatie en tips over budgetteren?
A
Consumentenbond
B
ANWB
C
De bank
D
Het Nibud
Slide 7 - Quiz
loon is een voorbeeld van...
A
overdrachtsinkomen
B
inkomen uit bezit
C
inkomen in natura
D
inkomen uit arbeid
Slide 8 - Quiz
Als je rente ontvangt op je spaarrekening dan is dit:
A
Inkomen in natura
B
Overdrachtsinkomen
C
Inkomen uit bezit
D
Inkomen uit arbeid
Slide 9 - Quiz
Zakgeld is..
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen in natura
Slide 10 - Quiz
Door inflatie stijgt mijn koopkracht
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten noemen we ...
A
inflatie
B
deflatie
Slide 12 - Quiz
Aan het werk!
Maak de oefenopgaven van paragraaf 1.3 en 1.4
Slide 13 - Slide