What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoorden/uitdrukkingen
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Spreekwoorden/uitdrukkingen
Slide 1 - Slide
Klik het juiste spreekwoord of gezegde aan.
Zoek het op als je het niet weet (niet gokken!)
Als je het niet weet, kijk op deze
site
.
Als je het belangrijkste woord dat erbij hoort intypt, krijg je de mogelijkheden met dat woord te zien.
Kies de goede!
Slide 2 - Slide
sleutelwoord
Wat zijn de belangrijkste woorden bij dit plaatje?
boom
appel
Slide 3 - Slide
Vul 'boom' in:
Zoek naar 'boom'
en 'appel' ....
nummer 7!
Slide 4 - Slide
Welk spreekwoord geeft
dit plaatje aan?
A
Je eigen vlees en bloed
B
Jong geleerd, oud gedaan
C
Oud en wijs genoeg zijn
D
De appel valt niet ver van de boom
Slide 5 - Quiz
Wat betekent:
'De appel valt niet ver
van de boom'
A
Kinderen lijken vaak op hun ouders
B
Appels die vallen kun je niet eten
C
Kinderen lijken niet op hun ouders
Slide 6 - Quiz
Wat betekent:
'Iemand met open armen ontvangen'
A
Iemand enthousiast ontvangen
B
Geen last hebben van iemand
C
Mensen veranderen
D
Jouw eigen kind of kinderen
Slide 7 - Quiz
Wat betekent:
'Je als een vis in het water voelen'
Slide 8 - Open question
Welk spreekwoord geeft
dit plaatje aan?
A
Zoek en gij zult vinden
B
Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken
C
Het zijn dikke vrienden
D
Van je familie moet je het hebben
Slide 9 - Quiz
Wat betekent:
'Je moet een gegeven
paard niet in de
bek kijken'
A
Niet kritisch zijn over iets dat je krijgt
B
Het zijn dikke vrienden
C
Van je familie moet je het hebben
Slide 10 - Quiz
Wat betekent:
'Tegen de lamp lopen'
Slide 11 - Open question
Wat betekent:
'Jong geleerd, oud gedaan'
A
Als je het jong oefent, hoef je het later nooit meer te doen
B
Wat je op jonge leeftijd leert, daarvan heb je je hele leven profijt
C
Verstandig genoeg zijn om zelf beslissingen te nemen
Slide 12 - Quiz
Welk spreekwoord geeft
dit plaatje aan?
A
Voor dag en dauw
B
Morgenrood, water in de sloot
C
Van de regen in de drup komen
D
Het is mistig buiten
Slide 13 - Quiz
Wat betekent:
'Voor dag en dauw'
A
Heel laat
B
Het is mistig buiten
C
Heel vroeg
D
Het regent buiten
Slide 14 - Quiz
Wat betekent:
'Geen kind hebben aan iemand'
A
Heel veel werk aan iemand hebben
B
Geen last hebben van iemand
Slide 15 - Quiz
Welk spreekwoord geeft
dit plaatje aan?
A
Het zijn dikke vrienden
B
De appel is groter dan het ei
C
Appeltje eitje
Slide 16 - Quiz
Wat betekent:
'Appeltje eitje'
A
Iets dat erg ingewikkeld is
B
Iets dat heel gemakkelijk is
Slide 17 - Quiz
Wat betekent:
'Oost west, thuis best'
A
Jouw huis staat in het oosten
B
Jouw huis staat in het westen
C
Waar je ook bent, thuis is de fijnste plek
Slide 18 - Quiz
Wat betekent:
'Kleine kinderen worden groot'
Slide 19 - Open question
Voorbereiding toetsweek
Deel 2: Een bericht schrijven
Slide 20 - Slide
Wat is belangrijk bij het opstellen van een bericht aan je vriendin?
A
Inhoud
B
Taalgebruik
C
Taalverzorging (Hoofdletters, leestekens)
D
Handschrift
Slide 21 - Quiz
Wat voor soort taalgebruik gebruik je in een bericht naar een vriendin?
A
Formeel
B
Informeel
Slide 22 - Quiz
Wat voor soort taalgebruik gebruik je in een bericht aan je mentor?
A
Formeel
B
Informeel
Slide 23 - Quiz
Hoe sluit je een formeel bericht af?
A
Groetjes
B
Bye!
C
Met vriendelijke groet,
D
Hoog achtend,
Slide 24 - Quiz
Hoe begin je een informeel bericht aan je vriendin?
A
Hoi ...
B
Yo ...
C
Beste ...
D
Geachte ...
Slide 25 - Quiz
Welke vragen stel je jezelf voordat je een tekst gaat schrijven?
A
Wie leest het?
B
Wat is het doel?
C
Staan de leestekens op de juiste plaats?
D
Heb ik het bericht verzonden?
Slide 26 - Quiz
Je schrijft een vakantiekaart aan je oma. Wat zet je erin?
A
Wat je allemaal hebt gedaan tijdens je vakantie
B
Wat je allemaal gegeten hebt tijdens je vakantie
C
Hoe laat je bent gaan slapen op vakantie
D
Wat je vakantieadres is
Slide 27 - Quiz
Je schrijft een bericht aan je moeder op een post-it. Wat is hierbij belangrijk?
A
Inhoud
B
Taalgebruik
C
Taalverzorging (Hoofdletters, leestekens)
D
Handschrift
Slide 28 - Quiz
'Ey man'
Zou je prima kunnen gebruiken als openingszin in een bericht aan je mentor
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quiz
Als je geen leestekens in een bericht gebruik, kan de boodschap soms niet goed overkomen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quiz