What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Examenwoorden herhaling
1 / 12
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Middelbare school
Beroepsopleiding
Leerjaar 1
Studiejaar 1
This lesson contains
12 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
20 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Weten we het nog van vorige week?
Slide 2 - Slide
citeren
A
letterlijk aanhalen van een stukje tekst
B
hoofdgedachte van de tekst
C
gevolgtrekking
D
samenhang. overeenstemming
Slide 3 - Quiz
consistent
A
gevolgtrekking
B
uitdrukkelijk, nadrukkelijk, ondubbelzinnig
C
logische opbouw, past bij de verstrekte gegevens
D
redenering die aannemelijk lijkt, maar niet klopt
Slide 4 - Quiz
paradox
A
waardoor het komt
B
een reeks, bijvoorbeeld van argumenten, meningen of voorbeelden
C
schijnbare tegenstelling
D
gedachtegang volgens een logisch patroon
Slide 5 - Quiz
impliciet
A
verstekken van gegevens om een ander informatie bij te brengen
B
hetgeen waarmee het doel wordt bereikt
C
argumenten die gelijkwaardig zijn aan elkaar
D
onuitgesproken, tussen de regels door.
Slide 6 - Quiz
hypothese
A
reden/verklaring waarom iets zo is
B
afzwakken
C
veronderstelling, iets dat nog bewezen moet worden
D
een beschuldigende opmerking
Slide 7 - Quiz
uiteenzetting
A
doel van de tekst
B
ter verduidelijking
C
voorbeelden geven of een nadere uitleg
D
tekstsoort met uitleg met duidelijk omschrijving van de processen
Slide 8 - Quiz
retorische vraag
A
vraag die al eerder is gesteld
B
samenvatting van de gestelde vragen
C
vragen die alleen met ja-nee beantwoord kunnen worden
D
vragen waarop geen antwoord wordt verwacht
Slide 9 - Quiz
weerlegging
A
bewijs dat een argument of bewering onjuist is
B
uitlegging van de weersverwachting
C
eis waaraan voldaan moet worden
D
een aanname
Slide 10 - Quiz
drogreden
A
overeenkomst tussen bijvoorbeeld twee meningen of standpunten
B
een beschuldigende opmerking
C
een redenering die aannemelijk lijkt, maar niet klopt
D
uitdrukkelijk, nadrukkelijk, expliciet
Slide 11 - Quiz
expliciet
A
iets dat medebepalend is
B
uitdrukkelijk, nadrukkelijk, ondubbelzinnig
C
gevolgtrekking
D
bedenking, tegenwerping
Slide 12 - Quiz