What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
TC A2 5.5 Verleden tijd
Verleden Tijd
video kijken
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
NT2
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verleden Tijd
video kijken
Slide 1 - Slide
1
2a
3
2b
Ik
heb
in de les
geleerd
1 2 3
Ik
leer
in de les.
Ik
leerde
in de les.
Slide 2 - Slide
Ik werk elke dag.
A
nu
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 3 - Quiz
Ik fietste naar het centrum.
A
nu
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 4 - Quiz
Ik heb koffie gedronken.
A
nu
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 5 - Quiz
Zelf zinnen maken
Slide 6 - Slide
Maak een zin
WERKEN
1
= nu 1-2-3
2
= vroeger 1-2-3
3
= voltooide tijd 1-2a-3-2b
Maak een zin
FIETSEN
4
= nu 1-2-3
5
= vroeger 1-2-3
6
= voltooide tijd 1-2a-3-2b
Slide 7 - Slide
Wat betekent
de bedoeling?
A
het plan
B
de fiets
C
het oog
D
het doelpunt
Slide 8 - Quiz
Wat betekent
een paar?
A
veel
B
een bord
C
een groep
D
twee (of meer)
Slide 9 - Quiz
Wat betekent
afmaken?
A
eten koken
B
je werkt door tot het klaar is
C
tekenen
D
een cijfer krijgen
Slide 10 - Quiz
Wat betekent
het lukt?
A
het werk gaat niet goed
B
je bent gelukkig
C
het examen gaat goed
D
je bent verdrietig
Slide 11 - Quiz
Wat betekent
ontzettend?
A
weinig
B
heel erg
C
stom
D
een beetje
Slide 12 - Quiz
Wat betekent
toevallig?
A
dicht doen
B
per ongeluk
C
misschien
D
mooi
Slide 13 - Quiz
Wat betekent
alweer?
A
nog een keer
B
het regent
C
elke keer
D
het is goed weer
Slide 14 - Quiz
tegenwoordige tijd of
verleden tijd?
regelmatig werkwoord of
onregelmatig werkwoord?
Slide 15 - Slide
Zelf zinnen maken
Slide 16 - Slide
Maak een zin
hoesten
1
= nu 1-2-3
2
= vroeger 1-2-3
3
= voltooide tijd 1-2a-3-2b
Maak een zin
herstellen
4
= nu 1-2-3
5
= vroeger 1-2-3
6
= voltooide tijd 1-2a-3-2b
Slide 17 - Slide
Wat betekent
steeds?
A
nog een keer
B
het regent
C
elke keer
D
het is goed weer
Slide 18 - Quiz
Wat betekent
hard?
A
het is moeilijk
B
het gaat snel
C
het is zwaar
D
het is sterk
Slide 19 - Quiz
Amber wil om 10.00 uur naar de dokter.
Ze krijgt een afspraak om 10.30 uur.
A
Dat is eerder dan ze wil.
B
Dat is later dan ze wil.
Slide 20 - Quiz
Stefan heeft rode wangen. Hij heeft
A
hard gelopen
B
koorts
Slide 21 - Quiz
De dokter vraagt: "Wat is het probleem?"
Wat wil de dokter weten?
A
waar je pijn hebt
B
of je problemen hebt
Slide 22 - Quiz
Schrijf een zin in de verleden tijd.
Slide 23 - Open question
Stappenplan verleden tijd
1. Zoek de
2 of 2a +2b
in de zin
2. Is de
2
(werkw) regelmatig of onregelmatig?
3.
Regelmatig
-->
softketchup
4.
Onregelmatig
--> zie de lijst in het boek blz. 325
softketchup
wer
k
en-> werk
te
fiet
s
en -> fiets
te
antwoord
en->antwoord
de
won
en -> woon
de
Slide 24 - Slide