Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Nieren en urineonderzoek

Goedemorgen!
This is the place to 
Bio
NIEREN
1 / 98
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 98 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
This is the place to 
Bio
NIEREN

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw, werking en functies van de nieren en nieronderdelen beschrijven
  • Je kunt oorzaken van nierinsufficientie benoemen
  • Je kunt bij nierinsufficientie afwijkende bloed- en urine parameters benoemen, verklaren en uitrekenen (GFR)
  • Je weet van deze onderzoeken de kwaliteit te borgen


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De nier is een uitscheidingsorgaan. Ken je nog meer uitscheidingsorganen?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Ligging van de nieren

Slide 4 - Slide

Nieren liggen in de lendestreek aan weerszijden van de wervelkolom achterin de buikholte (retroperitoneaal)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Doorbloeding nieren

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren via deze weg:


hart  -> aorta  -> nierslagader  -> kleinere nierslagadertjes  -> Glomerulus  (= haarvaten in de functionele niereenheden) -> kleinere nieradertjes  -> nierader  

-> onderste holle  -> hart




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Nierader
De nierader voert gezuiverd zuurstofarm bloed weg uit de nieren weer terug naar het hart via de holle ader
Nierslagader
De nierslagader brengt zuurstofrijk bloed met veel afvalsstoffen in de nieren vanuit de aorta
Urineleider
Vervoert urine met de afvalstoffen van de nierbekkens naar de urineblaas.
Urineblaas
Tijdelijke opslag van urine.
Urinebuis
De urinebuis vervoert urine met de afvalstoffen van de urineblaas het lichaam uit.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de functies van de nieren?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Functies van de nieren
  1. Urinevorming 
    -> filtratie, terugresorptie bruikbare stoffen en uitscheiding van afvalstoffen (ureum, kreatinine, urinezuur)                    
  2. Homeostase 
    -> Regulatie bloeddruk (oiv renine = hormoon) 
    -> Water-zout balans 
       -> Zuur-base evenwicht bloed (pH)
       -> Endocrien = afgifte hormonen (renine, EPO) en vitamine (vit D)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Bouw van de nier

Nier is opgebouwd uit vier duidelijk te onderscheiden onderdelen:

  • nierkapsel
  • nierschors 
  • niermerg 
  • nierbekken

Bijnier = hormoonklier die bovenop elke nier ligt

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Functionele niereenheden
  • nierschors - niermerg     nierbekken 
  • nierslagader en nierader
  • urineleider
  • 1 miljoen functionele niereenheden = NEFRONEN


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

nierschors (verwijderen afvalstoffen)
niermerg ( verwijderen afvalstoffen)
nierbekken( urine wordt verzameld)
nierslagader ( vol afvalstoffen!)
nierader (gezuiverd bloed)
urineleider (urine afvoeren)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

1
2
3
4
Blaas
Nieren
Urinebuis
Urineleider

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Vervoert de urine vanuit de nieren naar de (urine)blaas
Slaat de urine tijdelijk op
Via deze buis verlaat urine het lichaam
Hier worden afvalstoffen uit het bloed gehaald
Niermerg en nierschors
Urineleider
Urineblaas
Urinebuis

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Nefronen
Elke nier bevat  1,3 miljoen
nefronen
Nefron begint in de schors  -
lus naar het merg  - terug naar
de schors  -  dan richting 
nierbekken




Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Glomerulus (bundel haarvaten) binnen een kapsel van Bowman
Hierin ontstaat zo'n 180 L voorurine per dag, waarvan 99% weer terug naar het bloed gaat

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Link

This item has no instructions

Slide 20 - Link

This item has no instructions

Urinevorming

In het nefron wordt urine gevormd


1. Ultrafiltratie in glomerulus

 = zuivering van het bloed -> vorming van voorurine (180 L)


2. Terugresorptie van bruikbare stoffen terug naar het bloed in tubulus


3. Excretie van afvalstoffen via de urine




Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Glomeruli

Oiv bloeddruk wordt het bloedplasma uit glomerulus in het kapsel van Bowman geperst (filtraat) = Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman  

voorurine

Bevat: water - glucose - aminozuren - opgeloste zouten - afvalstoffen

Bevat geengrote bloedeiwitten - bloedcellen - bloedplaatjes

Kapsel van Bowman + glomerulus = lichaampje van Malpighi

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Ultrafiltratie van eiwitten
Poriegrootte glomerulus is 7 nm

Moleculen (eiwitten/bloedcellen) 
> 60 kDa kunnen de wanden van de glomerulus niet passeren = glomerulaire filter

Ook elektrostatische afstoting door negatief geladen moleculen en poriën glomerulus


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
  • tubulus (proximaal en distaal)
  • Lis van Henle
  • verzamelbuis

Terugresorptie gebeurt veelal op basis van osmolariteit!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Proximale tubulus en Lis van Henle
Proximale tubulus
-> resorptie van glucose, aminozuren, vitaminen, K+, 
     Na+, Cl-
-> resorptie van H2O (80%) door osmose

Lis van Henle
-> osmose van H2O door lage osmolariteit (dalend)
-> resorptie van elektrolyten dmv actief transport 
    (stijgend)

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Distale tubulus en verzamelbuis
Resorptie van H2O en elektrolyten gereguleerd 
oiv hormonen:
  • antidiuretisch hormoon (ADH) reguleert de                                                 opname van H2O via aquaporines en excretie                                                 van ureum
  • PTH reguleert de resorptie van calcium en                                           excretie van fosfaat
  • Aldosteron reguleert de Na/K pompen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

ADH
ADH  = Anti-plashormoon

Te hoge osmotische waarde bloed productie ADH -> wand verzamelbuis meer permeabel voor water  -> water vanuit voorurine naar niermerg/bloed  -> minder urineproductie  -> osmotische waarde daalt
wordt gemeten via receptoren in de hypothalamus

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Transport van stoffen in nefronen
Transport van stoffen in nefronen middels:

  • diffusie via tight junctions (passief)
  • osmose van H2O via aquaporines (passief)
  • symport = gelijktijdige transport van 2                                                               stoffen, bv glucose en Na+ (passief en actief)
  • Na/K pomp = gespecialiseerde pomp voor het                                                   handhaven van de juiste osmolariteit (actief)

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Waaruit bestaat een celmembraan voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Cholesterol
C
Fosfolipiden
D
Dekweefsel

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is diffusie?
A
het omzetten van koolstofdioxide
B
langzame verspreiding van moleculen
C
het stoffentransport van een plant
D
het opslaan van water in de bladeren

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Osmotische waarde van een oplossing is de hoeveelheid opgeloste deeltjes in een oplossing
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Hoe meer opgeloste deeltjes, hoe ..... de osmotische waarde
A
Hoger
B
Lager

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

De osmotische waarde van zuiver water is ......... ten opzichte van een zoutoplossing
A
Hypertoon
B
Hypotoon
C
Isotoon

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Op het moment dat de omgeving een hogere osmotische waarde heeft noem je dit ....
A
hypotoon
B
isotoon
C
hypertoon

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

het verplaatsen van water door een selectief-permeabel membraan, van een plaats met een lage osmotische waarde, naar een plaats met een hogere osmotische waarde.

de verplaatsing van een stof van een plaats met een hoge concentratie van die stof, naar een plaats met een lage concentratie van die stof.

laat alle moleculen door.
laat alleen bepaalde moleculen door.
laat niets door.

het aantal opgeloste deeltjes per volume-eenheid.

Diffusie
Osmose
Osmotische waarde
Permeabel
Niet-permeabel
Selectief-permeabel

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

Diffusie of
osmose?
A
Diffusie
B
Osmose

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Waar is de osmotische waarde het hoogst?
A
In het zuiver water
B
In de rode bloedcellen

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Als je veel zweet in korte tijd is de osmotische waarde van je bloed verhoogd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Hypertonisch
Hypotonisch
Isotonisch
Een hogere osmotische waarde dan hetgeen waarmee het vergeleken wordt. 
Een gelijke osmotische waarde met hetgeen waarmee het vergeleken wordt. 
Een lagere osmotische waarde dan hetgeen waarmee het vergeleken wordt. 

Slide 41 - Drag question

This item has no instructions

Diffusie of
osmose?
A
Diffusie
B
Osmose

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Osmose is een vorm van
A
actief transport
B
passief transport

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

De vorm van transport helemaal links op het plaatje is...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Osmose
D
Actief transport

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

De middelste twee vormen van transport zijn...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Gefaciliteerde diffusie

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

De vorm van transport helemaal rechts op het plaatje is...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Gefaciliteerde diffusie

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

De resorptie van glucose door het nierbuisje gebeurt via actief transport. Wat is waar?
A
Het kost vrijwel geen energie
B
Het gaat vanzelf, met de concentratie mee
C
Het kost energie in de vorm van ATP
D
Het kost energie in de vorm van warmte

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Slide 49 - Video

This item has no instructions

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Slide 51 - Video

This item has no instructions

Weetje..

Elke dag produceer je ± 180 L voorurine

Na terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over = 1,5 - 2 L urine

Dat is ongeveer:

  •  178 L water
  • 1,5 kg keukenzout
  • 270 g glucose 

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

SV - Filtratie & Terugresorptie
Van de voorurine wordt geleidelijk de uiteindelijke urine gemaakt
  • Bloedplasma wordt door de glomerulus geperst naar het kapsel van    Bowman = ULTRAFILTRATIE

  • Voorurine gaat via de proximale tubulus naar de Lis van Henle 
      Glucose, zouten en water worden vanuit de tubulus heropgenomen
      in het bloed, vnl in proximale en distale tubulus en Lis van Henle  
      = TERUGRESORPTIE
  • Ten slotte gaat de urine via de distale tubulus naar de verzamelbuis en   volgt EXCRETIE van afvalstoffen

 

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Proximale tubulus en Lis van Henle
Proximale tubulus
-> resorptie van glucose, aminozuren, vitaminen, K+, 
     Na+, Cl-
-> resorptie van H2O (80%) door osmose

Lis van Henle
-> osmose van H2O door lage osmolariteit (dalend)
-> resorptie van elektrolyten dmv actief transport 
    (stijgend)

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van AZ-kleine eiwitten 
Eiwitten/AZ
Eiwitdrempel = < 150 mg/L per dag
Wat betekent dit?

[Eiwitten] >150 mg/L per dag  
Hoe heet dit?





Slide 55 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van AZ-kleine eiwitten 
Eiwitten/AZ
Eiwitdrempel = < 150 mg/L per dag -> normale 'lekkage van eiwit in de urine'
[Eiwitten] >150 mg/L per dag = proteïnurie = eiwit in urine

Volledige resorptie van eiwitten/AZ in proximale tubulus
Welke eiwitten worden teruggeresorbeerd?
 







Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van AZ-kleine eiwitten 
Eiwitten/AZ
Eiwitdrempel = < 150 mg/L per dag -> normale 'lekkage van eiwit in de urine'
[Eiwitten] >150 mg/L per dag = proteïnurie = eiwit in urine

Volledige resorptie van eiwitten/AZ in proximale tubulus
Albumine en aminozuren worden teruggeresorbeerd
 







Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van AZ-kleine eiwitten 
Eiwitten/AZ
Eiwitdrempel = < 150 mg/L per dag
[Eiwitten] >150 mg/L per dag = proteïnurie = eiwit in urine
Volledige resorptie van albumine/AZ in proximale tubulus 

Proteïnurie zonder klinische relevantie:
orthostatische proteïnurie - Wat betekent dit?
koorts - intensieve activiteit - zwangerschap - stress




Slide 58 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van AZ-kleine eiwitten 
Proteïnurie zonder klinische relevantie:
  • orthostatische proteïnurie = eiwit in urine door lang staan
  • koorts - intensieve activiteit - zwangerschap - stress

Proteïnurie met klinische relevantie:
  • (pre)renale oorzaken leidt tot nefrotisch syndroom  
Wat betekent dit?
Wat is het gevolg?



Slide 59 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van AZ-kleine eiwitten 
Proteïnurie zonder klinische relevantie:
  • orthostatische proteïnurie = eiwit in urine door lang staan
  • koorts - intensieve activiteit - zwangerschap - stress

Proteïnurie met klinische relevantie:
  • (pre)renale oorzaken leidt tot nefrotisch syndroom  = > 3 gram eiwit per dag in urine
  • gevolg = hypoalbuminemie = verlaagde albumine in bloed -> lever maakt meer albumine (compensatie verlies urine) -> niet toereikend!



Slide 60 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van glucose 
Glucose
Nierdrempel = 10 mmol/L
Wat betekent dit?



Slide 61 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van glucose 
Glucose
Nierdrempel = 10 mmol/L = er kan TOT 10 mmol/L glucose 
worden geresorbeerd

[glucose] > 10 mmol/L in bloed = .....
Hoe heet dit?



Slide 62 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van glucose 
Glucose
Nierdrempel = 10 mmol/L = er kan TOT 10 mmol/L glucose 
worden geresorbeerd
[glucose] > 10 mmol/L in bloed = dan glucosurie
= glucose in urine

Volledige resorptie glucose in proximale tubulus TOT 10 mmol/L 
> 10 mmol/L glucose in (voor)urine -> glucosurie
Wanneer glucosurie (oorzaken)?

Slide 63 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van AZ-kleine eiwitten 
Glucosurie zonder klinische relevantie:
  • zwangerschap 
  • ouderen
-> nierdrempel is lager

Glucosurie met klinische relevantie:
  • hyperglykemie  
Wat betekent dit?




Slide 64 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van AZ-kleine eiwitten 
Glucosurie zonder klinische relevantie:
  • zwangerschap 
  • ouderen
-> nierdrempel is lager

Glucosurie met klinische relevantie:
  • hyperglykemie  = verhoogde [glucose] in bloed
Bij welke ziektebeeld hoort dit?




Slide 65 - Slide

This item has no instructions

Resorptie van AZ-kleine eiwitten 
Glucosurie zonder klinische relevantie:
  • zwangerschap 
  • ouderen
-> nierdrempel is lager

Glucosurie met klinische relevantie:
  • hyperglykemie  = verhoogde [glucose] in bloed
Diabetes mellitus 




Slide 66 - Slide

This item has no instructions

Nieren als endocrien orgaan
Wat betekent endocrien?

Slide 67 - Slide

This item has no instructions

Nieren als endocrien orgaan
Endocriene functie = klierweefsel dat hormonen en vitamines produceert:

  • Renine (hormoon) -> reguleert bloeddruk in glomerulus door meer of minder bloed door te laten
  • Erytropoëtine -> groeifactor voor aanmaak ery’s (hematopoëse)  
      -> afhankelijk van [zuurstof] dat door de nier stroomt
      bij gebrek aan O2 -> stimulatie aanmaak EPO
  • 1,25 (OH)2 vit D productie = actieve vorm van vit D
      -> nodig om [calcium] en [fosfaat] op peil te houden




Bloeddoping = synthetisch EPO toegediend voor meer O2 in spieren
Let op! Bloed wordt visceus

Slide 68 - Slide

This item has no instructions

Nierinsufficientie
Wat betekent dit?




Slide 69 - Slide

This item has no instructions

Nierinsufficientie
Nierfalen kunnen veroorzaakt worden door:

Prerenale oorzaken = ....


Renale oorzaken = .....


Postrenale oorzaken = .....






Slide 70 - Slide

This item has no instructions

Nierinsufficientie = nierfalen
Nierfalen -> verlies filterwerking door beschadiging nefronen. Door:

Pre-renale = ander gezondheidsprobleem ligt ten grondslag wat effect heeft op nierfunctie (glomerulus/tubulus intact)
Oorzaken
  • slechte doorbloeding nier -> bloedverlies, uitdroging, lage bloeddruk
  • Diabetes mellitus -> vaatschade glomerulus 
  • tubulusnecrose -> door medicijngebruik






Slide 71 - Slide

This item has no instructions

Nierinsufficientie = nierfalen
Nierfalen -> verlies filterwerking door beschadiging nefronen. Door:

Renale = er is een nierziekte aanwezig of er is schade aan de nier
Oorzaken
  • vasculitis = bloedvatontsteking 
  • acute glomerulonefritis -> infectie/auto-antistoffen 
      Gevolg is erytrocyturie en proteinurie
  • tubulusnecrose -> medicijnintoxicatie, sepsis, hyperfusie nier






Vasculitis is de verzamelnaam voor een aantal ernstige, chronische ziektebeelden waarbij de wand van bloedvaten ontstoken raakt. Als gevolg daarvan raken achterliggende organen verstoken van voldoende zuurstof waardoor ze minder gaan functioneren of zelfs geheel afsterven
Sepsis is een ontstekingsreactie van het lichaam op een infectie die zo ernstig verloopt dat weefsels beschadigd raken en orgaanfuncties uitvallen.
Hypoperfusie betekent dat er minder bloed door de nieren stroomt

Slide 72 - Slide

This item has no instructions

Nierinsufficientie = nierfalen
Nierfalen -> verlies filterwerking door beschadiging nefronen. Door:

Post-renale = door ander gezondheidsprobleem voorbij de nieren
Oorzaken
  • obstructie of blokkade in de afvoerende urinewegen, bv niersteen








Slide 73 - Slide

This item has no instructions

Nierinsufficientie = nierfalen
Nierfalen = verlies filterwerking door beschadiging nefronen

Te onderscheiden in:
  • acuut nierfalen
  • chronisch nierfalen





Slide 74 - Slide

This item has no instructions

Acuut nierfalen
Acuut nierfalen = plotselinge optredende afwijkingen in nierfunctie

Symptomen/gevolgen:
  • oligurie of anurie
  •  proteinurie -> microalbuminemie of nefrotisch syndroom 
  • vochtophoping (oedeem) -> hypertensie
  • kortademigheid, verwardheid, lusteloos/moe

= omkeerbaar, nadat de onderliggende oorzaak is weggenomen





Oorzaken
Bij pre-renale oorzaken zijn de glomerulus en/of tubulus intact maar werken ze niet goed als gevolg van een slechte doorbloeding van de nier
Bij renale oorzaken zijn de glomerulus en tubulus beschadigd door ontstekingen, langdurig medicijngebruik, sepsis of door een langdurige slechte doorbloeding door trombose of vasculitis
Bij post-renale oorzaken is er een obstructie van de afvoerende urinewegen bv door nierstenen of maligniteiten
Zie ook tabel 10.4 KC&H deel 1

betekenis termen
anurie = afwezige urine productie (< 100 ml/24h)
oliurie = lage urineproductie (<400 ml/24h)
oedeem
oedeemvorming = vochtophoping
Acuut nierfalen leidt tot proteinurie. Albumine gaat voornamelijk verloren. De lever gaat als compensatie voor het eiwitverlies meer albumine maken. Dit geeft tijdelijk een lichte stijging maar na verloop van tijd zal er door het constante eiwitverlies hypoalbuminemie (te laag albumine) optreden. Dit heeft weer invloed op de COD = colloid osmotische druk. De COD wordt grotendeels bepaald door de hoeveelheid eiwitten (colloïden, met name albumine) in het bloed. Wanneer er (te) weinig eiwitten in het bloed aanwezig zijn, is de aanzuigende kracht relatief laag, zodat er onvoldoende water in het bloed wordt geresorbeerd in de tubulus. Het vocht blijft achter in de weefsels en hoopt zich op, waardoor oedeem ontstaat. Omdat er een nieraandoening ten grondslag ligt zal ook de water-zout huishouding verstoord zijn, iets wat ook bijdraagt aan oedeemvorming.
Hypertensie
Door oedeemvorming, waarbij het vocht ophoopt in de weefsels en naar de bloedvaten lekt, resulteert in meer volume. Door het hoge volume onstaat een hoge bloeddruk = hypertensie
Andersom veroorzaakt de hoge bloeddruk ook weer schade aan de weefsels in de nieren
vormen van proteinurie
microalbuminemie = eiwitverlies 30-3000 mg/24 h
nefrotisch syndroom = eiwitverlies > 3g/24 h

Slide 75 - Slide

This item has no instructions

Chronisch nierfalen
Chronisch nierfalen = langdurige optredende afwijkingen in nierfunctie met vernietiging van nierweefsel tot gevolg 

Symptomen/gevolgen:  
  • zware vermoeidheid -> anemie
  • waterretentie en vochtophoping -> hypertensie en oedeem
  • spierkrampen
  • verstoorde botopbouw 
  • stoornis aan zenuwstelsel







Chronisch nierfalen kan tientallen jaren duren en zal uiteindelijk leiden tot de dood van een patient, tenzij deze wordt behandeld met een nier-vervangende therapie zoals nierdialyse of niertransplantatie. 
Hypertensie
Door vochtophoping ontstaat een hoge bloeddruk = hypertensie
Andersom veroorzaakt de hoge bloeddruk ook weer schade aan de weefsels in de nieren
Onbedoelde secretie van het hormoon renine werkt ook bloeddrukverhogend
Anemie
door destructie nierweefsel -> verminderde productie EPO met als gevolg een anemie. Symptoom = zware vermoeidheid en lusteloosheid
Botontkalking
Door slechte filterwerking in de nefronen, zal calcium verloren gaan met de urine, met als gevolg hypocalciemie (verlaagd calcium in bloed). Als compensatie zal het lichaam meer calciumfosfaat uit de botten halen, wat osteoporose (verzwakking van de botten) kan veroorzaken. Hierdoor stijgt het calcium en fosfaat in het bloed, maar de calcium zal weer verloren gaan via de urine, terwijl het fosfaat niet verloren gaat en hyperfosfatemie veroorzaakt. 

Door verminderde vitamine D vanuit de nieren, wordt er tevens ook minder calcium opgenomen vanuit de darm
ontregeling water- en zouthuishouding
ontregeling en opstapeling kalium verstoort de tractie van de hartspier en of skeletspieren.

Slide 76 - Slide

This item has no instructions

Bloedonderzoek bij nierfalen
[kreatinine], [urinezuur] en [ureum] verhoogd in bloed
 - ophoping urinezuur -> pH daling = acidose
Gevolg: gewrichtsklachten = jicht

Bepaling GFR = glomerulaire filtratie snelheid om nierfunctie in kaart te brengen -> kreatinine belangrijk!




Slide 77 - Slide

This item has no instructions

Bloedonderzoek bij nierfalen
Bepaling GFR = glomerulaire filtratie snelheid om nierfunctie in kaart te brengen -> [kreatinine] in bloed en urine belangrijk!

Kreatinine
  • gevormd in spieren tbv energieproductie
  • verhoogd in bloed door koorts/infecties, verhoogde spieractiviteit (licht), vleesrijk voedsel (30%)
  • gebruikt als marker voor nierfunctie door GFR te berekenen
      




Slide 78 - Slide

This item has no instructions

GFR
GFR = snelheid waarmee de nieren afvalstoffen verwijderen (klaren), zoals kreatinine
-> kreatinineklaring als maat voor GFR

Benodigde parameters:
  • bloed met [kreatinine] = P in µmol/L
  • 24 uurs urine met [kreatinine] = U in µmol/L
  • volume per tijdseenheid van 24 uurs urine = V in ml/min






Kreatinineklaring
(U x V) / P

Slide 79 - Slide

This item has no instructions

Bepaling kreatinine in bloed/urine 
Gekoppelde reacties
Als het product van de reactie waarmee je een stof wilt bepalen (in dit geval de kreatinine als substraat) niet fotometrisch kan bepalen, dan maak je gebruik van gekoppelde reacties. Een gekoppelde reactie(s) zorgt ervoor dat er uiteindelijk een product ontstaat die WEL fotometrisch te bepalen is (in dit geval NADH).

De eerste reactie is de bepalingsreactie
De tweede en derde reacties zijn hulpreacties
De vierde reactie noemen we  indicatorreactie
NAD+ en NADH
NAD+ = nicotinamide-adenine-dinucleotide
NADH = nicotinamide-adenine-dinucleotide fosfaat

NAD+ en NADH zijn co-enzymen. Ze werken als paar. NAD+ neemt altijd een H+ op, terwijl NADH een H+ kan afstaan. We hebben hier dus te maken met een redoxreactie. 
Deze twee vormen kunnen makkelijk van elkaar worden onderscheiden omdat zij verschillende absorptiemaxima hebben. NAD+ en NADH absorberen licht bij 260 nm, terwijl NADH alleen licht absorbeert bij 340 nm. Als je gebruik maakt van deze co-enzymen, meet je dus altjd bij 340 nm!

Monstervoorbehandeling
Het kan zijn dat in het serum/plasma van de patient (dus het monster) reeds van nature al een bepaalde hoeveelheid substraat/product aanwezig zijn, en die vervolgens gebruikt worden in de reacties.Dit leidt uiteindelijk tot eenf outief verhoogde uitslag. Dit is echter onwenselijk. Je wilt immers alleen dat de reacties verlopen als er kreatinine aanwezig is in het monster. 
Om dit te voorkomen, pre-incubeer je het monster al voor met de hulp- en indicatorenzymen zodat al het substraat/product wordt 'opgebruikt'. 

Slide 80 - Slide

This item has no instructions

Bepaling kreatinine in bloed/urine 
Verschil in absorptiemaxima:

  • 260 nm = NAD+ en NADH
  • 340 nm = NADH
Dus….
toename NADH of afname NADH 
bij 340 nm is te volgen en zegt iets
over de omzetting van kreatinine


Slide 81 - Slide

This item has no instructions

Bepaling GFR via kreatinine klaring
Kreatinineklaring = (U x V) / P
= volume plasma dat per min in de nier wordt gezuiverd van kreatinine

Benodigde parameters:
  • bloed met [kreatinine] = P in µmol/L

  • 24 uurs urine met [kreatinine] = U in µmol/L
  • volume per tijdseenheid van 24 uurs urine = V in ml/min
       -> V wordt berekend uit 24 uursvolume 
       -> pat krijgt container en buisje mee naar huis

https://patientenfolders.erasmusmc.nl/folders/verzamelen-24-uurs-urine

Slide 82 - Slide

This item has no instructions

Referentiewaarden parameters GFR
Referentiewaarden

  • [kreatinine] bloed = 
           - man 60 – 110 µmol/ L 
           - vrouw 50 – 100 µmol/ L
  • [kreatinine] in 24h urine = 5,1 mmol/L
  • GFR = >100 ml/min (vaak 125-135 ml/min)
       -> bij GFR <80 ml/min 

Slide 83 - Slide

This item has no instructions

Bepaling ureum en ureumklaring 
Ureum
  • gevormd in de lever door eiwitafbraak 
  • verhoogd [ureum] in bloed -> nierfalen 
      ook andere oorzaken: 
      - extra eiwitinname
      - bloedingen maag-darmkanaal (serumeiwitten)
  • geen meerwaarde naar de kreatinineklaring!!
  • alleen belangrijk voor oorzaak -> slechte doorbloeding (pre-renaal)

Slide 84 - Slide

This item has no instructions

Bepaling ureum en ureumklaring 
Ureum


Slide 85 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT 1 uit KC&H deel 1
Kreatinineklaring = (U x V) / P

U = 1,5 mmol/L = 1500 µmol/L
P = 75 µmol/L
V = 2100 ml/24h -> 2100/24 = 87,5 ml/uur -> 87,5/60 = 1,46 ml/min

KK = (1500 * 1,46) / 75 = 29,2 = 29 ml/min
Referentiewaarde > 100 ml/min

Slide 86 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT
Bestudeer de casus op blz 178
Bereken de hoeveelheid geproduceerde urine in L per 24 h bij de patiënt

Kreatinineklaring = (U x V) / P

Slide 87 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT
Gegeven:
U = 5,1 mmol/L = 5100 µmol/L
P = 280 µmol/L
C = 33 ml/min
Berekenen:
Volume 24h urine = (C x P) / U 
V = (33 * 280)/5100 = 1,81 ml/min
1,81 * 60 * 24 = 2606,4 ml = 2,6 L urine in 24h

Slide 88 - Slide

This item has no instructions

URINEONDERZOEK - macroscopie
Macroscopisch onderzoek betreft:

  • Volume -> anurie - oligurie - polyurie
  •  Kleur -> zwart/rood = aanwezigheid van bloedcellen/Hb  
                   -> blauw/groen = gebruik geneesmiddelen
  • Schuimvorming -> door eiwit of bilirubine = afbraakproduct van Hb
  • Troebelheid -> aanwezigheid leukocyten en/of bacteriën door  
      urineweginfecties
anurie = < 100 ml urine
oligurie = < 400 ml/24 uur
polyurie = > 3L/24 uur uitgaande van gemiddelde vochtopname
hematurie
Microscopische hematurie is alleen door laboratoriumonderzoek aantoonbaar, terwijl bij macroscopische hematurie al met het blote oog aan de urine te zien is dat er bloed in zit

Slide 89 - Slide

This item has no instructions

URINEONDERZOEK - semikwantitatief
Semi-kwantitatief urine-onderzoek betreft:
  • Hematurie = aanwezigheid bloedcellen/Hb in urine
      - leukocyten -> aanw bij infecties, ontstekingen, nier- en blaasstenen
                               -> meting via esterase
      - erytrocyten/Hb -> aanwezig bij bloedingen
                                       -> meting via peroxidase
  • Proteïnurie = aanwezigheid van eiwit in urine
      -> via meting albumine -> detectielimiet > 300 mg/L
      -> microalbuminurie = [albumine] tot 200 mg/L

fout-negatief
fout-negatief: 
- lage urine pH
- aanw vitamine C
- hoge [glucose] en [eiwit]

fout-positief
fout-positief:
aanwezigheid myoglobine afkomstig uit spieren (heeft ook peroxidase) door spierbeschadiging = myoglobinurie
fout-negatief
fout-negatief:
- lage urine pH daardoor geen lysis van erytrocyten (niet vrijkomen van peroxidase dus geen reactie)
- aanwezigheid vitamine C

detectielimiet
Een detectielimiet van > 300 mg/L betekent dat de analyse [eiwit] boven de 300 mg kan aantonen

fout-positief
fout-positief:
- hoge urine pH
- bepaalde geneesmiddelen


Albumine bij voorkeur meten in 24h urine, of ochtend urine (concentratie hoger dan verder op de dag). In dit laatste geval wordt de de [albumine] bereken tov de uitscheiding van kreatinine, dus albumine:kreatinine ratio en corrigeert voor de urineconcentratie.

Slide 90 - Slide

This item has no instructions

URINEONDERZOEK - semikwantitatief
Semi-kwantitatief urine-onderzoek betreft:
  • Nitriet = geeft indirect de aanwezigheid van bacteriële infecties in de   urinewegen 
      -> bacteriën zetten aanwezige nitraat om in nitriet
  • pH - licht zuur (pH 5-6)
  • Glucosurie = aanwezigheid glucose in urine
       -> via meting GOD -> product H2O2 -> aankleuring met peroxidase
  • Ketonen = afvalproduct van hoge vetverbranding -> excretie via urine
      -> ketonacidose 

fout-negatief
fout-negatief: 
- aanw vitamine C


fout-negatief
fout-negatief
- aanw vitamine C reageert met H2O2 dus geen kleurreactie 
- zure urine door ketonacidose (verzuring door ketonen = afbraakproduct van het vetmetabolisme), aspirinegebruik of vit C vermindert enzymactiviteit van glucoseoxidase

fout-negatief
fout-negatief:
door de urine te lang te laten staan, kunnen de eventuele aanwezige bacteriën de aanwezige ureum (= afbraakproduct eiwitstofwisseling) omzetten in ammoniak -> urine wordt basisch


fout-positief
fout-positief:
- aanw oxiderende stoffen uit schoonmaakmiddelen -> produceren H2O2
 


Bij gebrek aan glucose door ontregelde diabetes of langduring vasten/lijnen, gata het lichaam over op vetverbranding om aan energie te komen. Vetten worden afgebroken en er ontstaan vetzuren en glycerol. Vetzuren worden in de lever verder afgebroken tot ketonen (acetylazijnzuur, aceton, B-hydroxyboterzuur). Deze zuren zorgen voor het verzuren van het bloed, zogenaamd ketoacidose. De ketonen worden vervolgens verwijderd uit het lichaam via de urine of longen. In dit laatste geval is de aceton te ruiken in de uitgeademde lucht.  

Slide 91 - Slide

This item has no instructions

URINEONDERZOEK - microscopie
Sedimentsonderzoek betreft microscopisch onderzoek op aanwezigheid van cellen

  • alleen uitgevoerd bij positieve dipstick op eiwit, glucose of bloedcellen
  • in gezonde situatie GEEN cellen in urine!

Wat betekent sediment?
De urine wordt gecentrifugeerd en het verkregen sediment (vaste stof onderin de buis) wordt onderzocht op aanwezigheid van cellen

Slide 92 - Slide

This item has no instructions

URINEONDERZOEK - microscopie
Aantonen bloedcellen = hematurie
-> morfologisch onderzoek op vorm en grootte:

  • isomorf (monomorf) = normale biconcave vorm
      -> niet-renale hematurie = schade lagere urinewegen of blaas

  • dysmorf = afwijkende vorm en polymorf = afwijkende vorm en grootte
      ->renale hematurie = glomerulonefritis

urologische hematurie
aanwezigheid van dysmorfe erytrocyten door lekkage vanuit de glomerulus in de urine. Dit gebeurt in de nieren, vandaar renale hematurie
Erytrocyten hebben zich door de glomerulus gewrongen en zijn daarbij vervormd geraakt
renale vs niet-renale hematurie
Onderscheid dient duidelijk te worden geaakt op de onderstaande observaties. 
Bij renale hematurie is er sprake van een nierprobleem
Bij niet-renale hematurie is er sprake van een aandoenin gvan d elagere urinewegen/blaas

Slide 93 - Slide

This item has no instructions

URINEONDERZOEK - microscopie
Aantonen cilinders = stolsels van eiwitten die zijn neergeslagen in zuur milieu in tubuli/verzamelbuis
Verschillende componenten in urine worden gevangen in cilinders:

  • hyalinecilinders = cilinders zonder cellen
  • korrelcilinders = cilinders gevuld met eiwitdeeltjes
  • celcilinders = cilinders bevatten:
      - ery’s -> glomerulonefritis 
      - leuko’s -> infectie hogere urinewegen


fout-negatief
fout-negatief:
In basisch milieu lossen cilinders weer op en kunnen ze worden gemist
Dit kan bv komen doordat het urinemonster te oud is en de pH kan stijgen door bacteriegroei (afbraak ureum in basische ammoniak)


Slide 94 - Slide

This item has no instructions

URINEONDERZOEK - microscopie
Aantonen overige cellen 
  • tubulus-epitheelcellen -> niet pathogeen
  • tubulus-epitheelcellen gevuld met vetbolletjes -> nefrotisch syndroom 
  • plaveisel epitheel -> is niet pathogeen = indicatie op geen goede midstreamurine
  • micro-organismen -> sprake van bacteriurie > 10 mo per gezichtsveld   -> verse urine onderzoeken ivm delingstijd mo!
  • overmatig slijm -> ontsteking urinewegen
  • toevalsbevinding -> wormeieren, parasieten, trichomonas, fungi


Nefrotisch syndroom = eiwitverlies >3g/24h
Door ernstig eiwitverlies komen er ook vetachtige deeltjes mee in d e urine


Midstream urinekweek:
U begint met plassen in het toilet en houdt na enkele seconden de opvangbeker of het steriele potje onder de urinestraal. Op deze manier heeft u uw plasbuis eerst schoongespoeld.
In het geval er ook een urineportie ingeleverd moet worden kunt u de urine die u in het toilet zou plassen, opvangen in een apart urinepotje. De rest vang je op in een steriel potje. Zie ook de folder Urineportie verzamelen en inleveren.
De plasstraal die u na de eerste seconden produceert geeft voor dit onderzoek de schoonste, best te beoordelen urine, de midstream urine genoemd. Deze plast u in de schone opvangbeker of direct in het steriele potje. Na het opvangen kunt u uitplassen in het toilet.
Giet, indien u de opvangbeker heeft gebruikt, de urine vanuit de opvangbeker over in het steriele potje.
minder dan 10 mo per gezichtsveld is klinisch niet relevant tenzy er klinische symptomen zijn van zoals koorts
Trichomonas bij ontsteking van de vagina of urinewegen
Fungi zoals gist, schimmel (candida albicans)

Slide 95 - Slide

This item has no instructions

URINEONDERZOEK - microscopie
Aantonen overige cellen 
  • tubulus-epitheelcellen -> niet pathogeen
  • tubulus-epitheelcellen gevuld met vetbolletjes -> nefrotisch syndroom 
  • plaveisel epitheel -> is niet pathogeen = indicatie op geen goede midstreamurine
  • micro-organismen -> sprake van bacteriurie > 10 mo per gezichtsveld   -> verse urine onderzoeken ivm delingstijd mo!
  • overmatig slijm -> ontsteking urinewegen
  • toevalsbevinding -> wormeieren, parasieten, trichomonas, fungi


Nefrotisch syndroom = eiwitverlies >3g/24h
Door ernstig eiwitverlies komen er ook vetachtige deeltjes mee in d e urine


Midstream urinekweek:
U begint met plassen in het toilet en houdt na enkele seconden de opvangbeker of het steriele potje onder de urinestraal. Op deze manier heeft u uw plasbuis eerst schoongespoeld.
In het geval er ook een urineportie ingeleverd moet worden kunt u de urine die u in het toilet zou plassen, opvangen in een apart urinepotje. De rest vang je op in een steriel potje. Zie ook de folder Urineportie verzamelen en inleveren.
De plasstraal die u na de eerste seconden produceert geeft voor dit onderzoek de schoonste, best te beoordelen urine, de midstream urine genoemd. Deze plast u in de schone opvangbeker of direct in het steriele potje. Na het opvangen kunt u uitplassen in het toilet.
Giet, indien u de opvangbeker heeft gebruikt, de urine vanuit de opvangbeker over in het steriele potje.
minder dan 10 mo per gezichtsveld is klinisch niet relevant tenzy er klinische symptomen zijn van zoals koorts
Trichomonas bij ontsteking van de vagina of urinewegen
Fungi zoals gist, schimmel (candida albicans)

Slide 96 - Slide

This item has no instructions

URINEONDERZOEK - foutenbronnen
Macroscopie - semikwantitatief:
  • controleer vervaldatum van teststrip
  • correct bewaard in afgesloten container ->afbraak reagentia door licht
  • verse urine gebruiken (tot 2 uur na afname) 
       -> door bacteriegroei kunnen er FN uitkomen
  • teststrip tot max 2 seconden in urine dopen -> reagentia kan oplossen
  • urine opwarmen naar kamertemperatuur -> door koude urine kunnen reacties langzamer verlopen waardoor ze als FN kunnen worden beschouwd

Een oud urinemonster (meer dan 2 uur na lozing) kan door bacterigroei verschillend euitslagen beinvloeden zoals pH basischer, oplossen cilinders, lyseren erytrocyten en leukocyten. De teststrip kan dan wel positief uitvallen, omdat dit principe gebasseerd is op enzymactiviteit en daarvoor zijn gelyseerde bloedcellen nodig

Slide 97 - Slide

This item has no instructions

Wat wil je nog uitgelegd krijgen in de les?

Slide 98 - Open question

This item has no instructions