Beschrijf een situatieGebruik eerst, dan, daarna, vervolgens en ten slotte.
Voorbeeld: Je bent jarig en moet nog veel regelen.
Eerst stofzuig ik de kamer.
Dan pak ik mijn tas om boodschappen te gaan doen.
Vervolgens fiets ik naar de supermarkt.
Daarna haal ik de taart op bij de bakker.
Ten slotte trek ik mijn feestjurk aan.