What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
meervoud
Wat is het meervoud van plant?
1 plant, 2.........
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens
1 / 32
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Basisschool
Praktijkonderwijs
Groep 6
Leerjaar 2
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is het meervoud van plant?
1 plant, 2.........
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens
Slide 1 - Quiz
Wat is het meervoud van tijd?
1 tijd, 2 ........
A
tijdens
B
tijds
C
tijds
D
tijden
Slide 2 - Quiz
Wat is het meervoud van boek?
1 boek, 2.........
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt
Slide 3 - Quiz
regel1:Dus: boeken, tijden, planten.....
Wat is dus de regel voor meervoud?
Slide 4 - Open question
de regel(1):
Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.
Dat is simpel!
Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen/ roos - rozen/ bos - bossen/ golf - golven!!!
Slide 5 - Slide
de tweede regel....
weer eerst een paar vragen:
Slide 6 - Slide
meervoud van jongen?
Slide 7 - Open question
meervoud van meisje?
Slide 8 - Open question
meervoud van vinger?
Slide 9 - Open question
meervoud van vakantie?
Slide 10 - Open question
meervoud van tafel?
Slide 11 - Open question
regel 2:meervoud : meisjes/ tafels/jongens/vakanties/ vingers....dus de regel is?
Slide 12 - Open question
de regel (2):
Na - je/ - el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken
Slide 13 - Slide
meervoud op
-s
meervoud op
-en
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
gang
kamer
bed
zaal
kleed
brief
jongen
Slide 14 - Drag question
A2boek bladzijde 91/92 lezen
Je leert dus:
Meervoud op -en
Meervoud op -s
en
ONREGELMATIGE VORMEN ; deze gaan anders
(B1 blz 91)
Slide 15 - Slide
meervoud van ei, koe, stad
Slide 16 - Mind map
meervoud van dag, glas, weg
Slide 17 - Mind map
meervoud van : kind, gat, glas
Slide 18 - Mind map
Ik het meisje gesproken.
Ik heb de meisjes gesproken.
Wat is het lidwoord bij meervoud?
Slide 19 - Open question
Onthouden:
Meervoud:
1) Meestal
-
en
achter het woord
2) Na -e, -el, -er, -en op
-s
en 3) de onregelmatige leer je uit je hoofd.
Je moet ook letten op de spelling!
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS
'HET'
Slide 20 - Slide
Deze uitleg hoort bij
A2:Taalcompleet 2.13 (online) en 2.13(boek) blz 91, 92, 93
Leerdoel:
Ik kan meervouden maken met -en en -s
1) onine oefenen 2) Boek maken.
Slide 21 - Slide
Voor B1:de derde manier
weet je het nog?
Slide 22 - Slide
meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's
Slide 23 - Quiz
meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's
Slide 24 - Quiz
meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen
Slide 25 - Quiz
Tekst
een -'s komt na woorden met aan het einde........(welke letters?)
Slide 26 - Mind map
meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang
Slide 27 - Drag question
regel 3:een -'s komt na:
-a
-o
-u
-i
-y
Slide 28 - Slide
dus eigenlijk na alle klinkers
behalve de -e
want die zit al bij regel 2....
Slide 29 - Slide
dus?
Slide 30 - Slide
meervoud maak je
1) - en achter het woord
2) -s achter het woord
3) 's achter het woord
4) Uitzonderingen (blz 91)
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS '
HET
'
Slide 31 - Slide
SUCCES!
Dit hoort bij 3.1 blz 91 en 92.
Maak de opdrachten in je boek
Karin: PRESENTIE!!!
Slide 32 - Slide