Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Marketingplanning H1

1 / 61
next
Slide 1: Slide
Praktische economieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 61 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

LESDOEL I
  • Examen onderdeel 1.5: Ken jij alle vraagbegrippen/soorten?
  • Examen onderdeel 1.2: Kun jij bepalen welke vorm van marketing van toepassing is? 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lees H1.3.2 en bedenk een voorbeeld bij iedere vraag.
(of pak de sprintscreens in je teamskanaal)
Bewaar jouw voorbeelden in een word document
timer
15:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lees H1.3.3 en leg straks uit wat het verschil is
(of pak de sprintscreens in je teamskanaal)
timer
3:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lees H1.10 en beschrijf straks  marketingvormen die je voor je examen moet kennen. 
(of pak de sprint screens in je teamskanaal)
timer
5:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Tussendoortje..

B2C = doelgroep bestaat uit consumenten

B2B = doelgroep bestaat uit bedrijven

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is het VERSCHIL tussen Retail- of detailhandelsmarketing &
Handelsmarketing?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verschil EN overeenkomst tussen dienstenmarketing, citymarketing en non-profit marketing?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Weten wij alles nog?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is een additionele vraag?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat wordt er met de generieke vraag bedoeld?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Wanneer is er sprake van een afgeleide vraag?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Einde les 1 
Heb je nog vragen?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

LESDOEL II
  • Examen onderdeel 1.1: Weet jij, voor een gegeven marktsituatie, van welke marktvorm sprake is? kopersmarkt, verkopersmarkt, monopolie, oligopolie, monopolistische concurrentie of volledige mededinging.

  • Hoe bepaal jij jouw klantenprijs in een van bovenstaande marktvormen? 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

🎁

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

🎁

Slide 21 - Slide

Geef voorbeeld van bedrijf/ merk/ product

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Duo opdracht
Inleveren als 
word document 
in chatbox van 
teamskanaal
'Marketingplanning'
timer
10:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

❔❔

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

Wat wordt bedoeld met overige P's ?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Duo opdracht
Opdracht staat klaar in 
MSTeams achter kanaal
'Marketingplanning'
timer
20:00

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Einde les 2 
Heb je nog vragen?

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de kenmerken van een monopolistische concurrentie?
A
Een beperkt aantal aanbieders van homogene producten
B
Een groot aantal aanbieders van homogene producten
C
c. Een groot aantal aanbieders van heterogene producten
D
Een beperkt aantal aanbieders van heterogene producten

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Welke bewering is juist?
A
Een verkopersmarkt komt vaak voor in een recessie
B
In een kopersmarkt is het aanbod groter dan de vraag
C
In een verkopersmarkt ligt de macht bij de kopers en niet bij de verkopers
D
In een verkopersmarkt is er vaak sprake van overproductie

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een monopolie en monopolistische concurrentie?

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

LESDOEL III
  • Examen onderdeel 1.3 & 1.4 Weet jij, voor een gegeven organisatie:
  • 1.3 van welke concurrentiepositie sprake is? marktleider, marktvolger, marktnicher of marktuitdager.
  • 1.4 van welk concurrentieniveausprake is? merk-, productvorm-, behoefteconcurrentie of generieke concurrentie.
  • Examen onderdeel 1.6 herken jij marktbegrippen zoals (relatief) marktaandeel C4-index, distributiespreiding (ongewogen distributie), marktbereik (gewogen distributie), penetratiegraad of bezitsgraad.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1: Hoe kun je de marktleider uitdagen. 
Wij zoeken min. 3 manieren
Vraag 2: Zoek op google waar de 
'C4 index' voor staat

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Google maar: wat is het verschil tussen penetratiegraad en bezitsgraad?

Slide 50 - Open question

This item has no instructions

Voorbeeld: je verkoopt je de PAR paracetamol in 10 apotheken van de totaal 50 apotheken in de omgeving.

Dan heb je een marktspreiding van 10/50 x 100% = 20%

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Afzet  (a.k.a. aantal) = het aantal verkochten producten
Omzet = afzet x verkoopprijs

Voorbeeld: de 10 apotheken verkopen niet alleen PAR paracetamol maar ook concurrenten. Totaal hebben ze een omzet van 150.000 euro aan pijnstillers. De 50 apotheken samen hebben 250.000 euro aan omzet in pijnstillers middelen.

Het markt***** is daarom 150.000 / 250.000 x 100% = 60%

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld = 60% / 20% = 3

De apotheken waar de PAR paracetamol verkocht worden, hebben 3 keer zoveel omzet in PAR paracetamol. De PAR paracetamol wordt dus verkocht in relatief grote verkooppunten.

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Slide 54 - Slide

Je meet alleen jouw verkooppunten

Slide 55 - Slide

Je meet alle verkopen, incl. de verkooppunten waar jij niets verkoopt
Duo opdracht
Maak opdracht 
1.24  oude boek
1.25  nieuwe boek
Opdracht staat klaar in teams


timer
15:00

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Weten wij alles nog??

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Iemand besluit in de winkel om toch maar geen nieuwe trui te kopen en koopt in plaats daarvan een nieuwe jas. Van welk concurrentieniveau is hier sprake?
A
Concurrentie op productniveau
B
Concurrentie op generiek niveau
C
Concurrentie op merkniveau
D
Concurrentie op behoefteniveau

Slide 58 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen concurrentie op productniveau & merkniveau?

Slide 59 - Open question

This item has no instructions

De marktspreiding is een andere benaming voor:
A
De ongewogen distributie
B
De selectie-indicator
C
Het omzetaandeel
D
De gewogen distributie

Slide 60 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen omzetaandeel & marktaandeel?

Slide 61 - Open question

This item has no instructions