What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
communicatie begrippen
Communicatie
H8: groepsgesprekken
Deelnemersgedrag (positief / negatief)
Vergaderen
Discussie voeren
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
Welzijn
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
13 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Communicatie
H8: groepsgesprekken
Deelnemersgedrag (positief / negatief)
Vergaderen
Discussie voeren
Slide 1 - Slide
Kritisch denken is een voorbeeld van...
A
Positief deelnemersgedrag
B
Negatief deelnemersgedrag
Slide 2 - Quiz
Met 'afwijkend deelnemersgedrag' bedoelen we:
A
Ja-knikken en nooit eigen ideeën hebben
B
Vrijwel nooit iets zeggen
C
Altijd alles beter weten
D
Overal tegenin gaan. Het is nooit goed.
Slide 3 - Quiz
Andere deelnemers ondersteunen door complimenten, enthousiasme, prettige opmerkingen:
A
Organiseren
B
Stimuleren
C
Opbouwen
D
Helpen
Slide 4 - Quiz
Soms verloopt een overleg moeizaam. Hoe komt dat? Bijvoorbeeld:
A
Massaliteit: teveel deelnemers die iets zeggen
B
Doordat deelnemers in subgroepen overleggen
C
Er is een vaste vergaderastructuur
D
Eén persoon neemt duidelijk de leiding
Slide 5 - Quiz
Een vrije discussie....
A
Is tijdsgeboden
B
Heeft een rolverdeling bij de deelnemers
C
geeft deskundigen spreektijd
D
Ontstaat meestal spontaan.
Slide 6 - Quiz
Een emotioneel conflict hoort niet bij een vergadering thuis.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 7 - Quiz
Geleide discussie
Deskundigen discussie zonder inmening publiek
Deskundigen in gesprek met publiek
Twistgesprek over bepaald thema
DEBAT
FORUMDISCUSSIE
PANELDISCUSSIE
GEBONDEN DISCUSSIE
Slide 8 - Drag question
Wat is een vast onderdeel van de agenda bij vergaderen?
A
Informatie verstrekking
B
Tafelschikking
C
Bespreken notulen vorige vergadering
D
Voorzitter vaststellen
Slide 9 - Quiz
De voorzitter is verantwoordelijk voor:
A
Het controleren van de notulen
B
Een agenda maken en verspreiden
C
Vergader locatie regelen
D
Bepalen wat er op de agenda komt
Slide 10 - Quiz
Wat is de betekenis van
een "compromis" ?
A
Alleen een besluit als iedereen het eens is.
B
Als één deelnemer tegen is: geen besluit
C
Een tussenoplossing: beetje toevoegen
D
Democratisch besluit
Slide 11 - Quiz
Wat is het verschil tussen 'meerderheidsbesluit' en 'democratisch besluit' ?
A
Besluit door 1p of juist de hele groep
B
Bij democratisch besluit geldt 'veto-recht'
C
Democratisch: helft + 1, anders dan bepaald %
D
Bij meerderheidsbesluit moet iedereen eens zijn
Slide 12 - Quiz
Bij een "impasse" belandt de discussie op een dood spoor
A
JUIST
B
ONJUIST
Slide 13 - Quiz