Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Bijeenkomst 2 - 07.11.2023

Schön, dass ihr wieder da seid!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsBeroepsopleiding

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schön, dass ihr wieder da seid!

Slide 1 - Slide

Lesson-Up

Bitte, verbindet euch erst mit Lesson-Up. 
1. Besucht dafür die Seite: www.lessonup.com
2. Gibt den Code ein
3. Trägt die Namen ein

Slide 2 - Slide

Was gibt es heute?
  • Rückschau (letzte Woche) ⌚5-10 Min.
  • Thema: telefonieren und nachfragen ⌚ 10 Min.
  • Übung: telefonieren und nachfragen ⌚ 15 Min.
  • Pause ⌚ 10 Min.
  • Thema: den Weg beschreiben ⌚ 10 Min.
  • Übung: den Weg beschreiben ⌚ 15 Min.
  • Abschluß und Vorschau ⌚ 5 Min.

Slide 3 - Slide

Rückschau
1. Had u een goede reis?
2. Heeft u een boekingsnummer?
3. Hoeveel Umlaute zijn er? Welke?
4. Hoe spreek je € 1455, 75 uit?
5. In welke manieren kan je tijd benoemen? Ter vb: 14:15 uur
6. Kunt u het gastenformulier invullen a.u.b?
7. Uw kamer bevindt zich op de eerste verdieping
8. De receptie is 24 uur geopend

Slide 4 - Slide

Thema: telefonieren und informieren

Slide 5 - Slide

Wie oft beantwortet ihr Telefonate in Deutsch?

Slide 6 - Open question

Einige Beispiele..
  • (Door)verbinden / doorgeven
  • Dat heb ik niet goed verstaan
  • Mijn Duits is niet zo goed, maar ik zal het proberen
  • Herhalen / opnieuw zeggen
  • Bereikbaar 
  • Is afwezig / is er niet
  • Terugbellen / opnieuw bellen 

Slide 7 - Slide

Was ist wichtig beim Telefonieren?
  • De opening
  • De vraagwoorden (5 w's)
  •  Tijdsaanduidingen (nu, straks, volgende week, overmorgen)
  • Niet kunnen verstaan/begrijpen
  • Vragen om herhaling
  • Bericht achterlaten / terugbelverzoek
  • Samenvatten en afsluiten

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Tijd/moment aanduiden
  • Dag = Tag
  • Vandaag = heute
  • Gisteren  = gestern
  • Voorgisteren = vorgestern
  • Morgen = morgen
  • Overmorgen = übermorgen
  • Volgende = nächste/nächsten/nächster
  • Week = Woche
  • Weekend = Wochenende
  • 's Ochtends = morgens
  • 's Middags = mittags
  • 's Avonds = abends 
  • Morgenvroeg = morgen früh
  • Morgenmiddag = morgen Mittag
  • Morgenavond = morgen Abend
  • Volgende week = nächste Woche

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Jetzt Zeit für eine Übung

Slide 12 - Slide

Endlich Pause :)

Slide 13 - Slide

Thema: den Weg beschreiben

Slide 14 - Slide

Wat vind je het lastigst aan weg beschrijven in het Duits?

Slide 15 - Open question

Even jullie kennis testen...
  • De lift
  • Verdieping
  • Vlakbij / in de buurt
  •  Mindervaliden
  • Rechtdoor
  • Het restaurant voorbij lopen

Slide 16 - Slide

Was ist wichtig beim Weg beschreiben?
  • De richtingen (links, rechts, rechtdoor)
    Beispiel: Bitte laufen Sie geradeaus...
  • Plaatsaanduidingen (hier, daar, verderop, verweg, in de buurt)
    Beispiel: Der Bahnhof ist nicht weit entfernt
  • Werkwoorden (aankomen, bereiken, afslaan, nemen, etc)
    Beispiel: Wenn Sie dort ankommen, nehmen Sie dann...
  • Woorden als en, dan, nu, aansluitend, door, etc

Slide 17 - Slide

Und wieder Zeit für eine Aufgabe!

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Beschreibt den Weg ....
1. Ik sta bij de receptie en ik wil mijn elektrische auto opladen. Beschrijf de weg. 
2. Vanuit de receptie wil ik naar het zwembad. Hoe kom ik daar?
3. Een gezin wil vanuit de animatie naar de bioscoop. Beschrijf hun de weg.
4. Een groep gasten willen naar het station. Benoem de mogelijkheden.
5. Een stel wil graag fietsen huren en daarmee naar centrum Almelo fietsen. Geef info over huurprijzen en beschrijf de weg naar het centrum. 
6. Een gast is benieuwd naar de bezienswaardigheden in Almelo/Twente. Benoem/adviseer een aantal

Slide 20 - Slide

Für nächstes Mal (07.06)
  • Bestudeer de Redemittel!
  • Oefen met elkaar!

Slide 21 - Slide