What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Examentraining woorden en zinnen
Exam training
PROGRAMME:
1. About the exam
2. Useful words
3. Useful sentences
4. Practise new questions
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
120 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Exam training
PROGRAMME:
1. About the exam
2. Useful words
3. Useful sentences
4. Practise new questions
Slide 1 - Slide
Info over het examen
Je mag een pen en een woordenboek meenemen
(woordenboek ligt ook in het lokaal)
Het examen duurt 90 minuten
Heb je dyslexie dan heb je 30 minuten verlenging
Je mag een flesje drinken met afsluitbare dop meenemen
De koptelefoon is in het lokaal aanwezig
Zorg dat je op tijd aanwezig bent!
Slide 2 - Slide
Info over het examen
Je mag NIET meenemen:
etenswaren,
jas,
tas,
telefoon,
horloge
Slide 3 - Slide
Words
Do you know the following words?
Slide 4 - Slide
for example
Slide 5 - Open question
however
Slide 6 - Open question
likewise
Slide 7 - Open question
in the mean time
Slide 8 - Open question
as a result
Slide 9 - Open question
besides
Slide 10 - Open question
therefore
Slide 11 - Open question
that's why
Slide 12 - Open question
describe
Slide 13 - Open question
rather than
Slide 14 - Open question
unless
Slide 15 - Open question
Questions
Do you know these questions?
Slide 16 - Slide
How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?
Slide 17 - Quiz
What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?
Slide 18 - Quiz
What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?
Slide 19 - Quiz
What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?
Slide 20 - Quiz
What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.
Slide 21 - Quiz
What can be concluded in paragraph 3 and 4?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is de conclusie?
Slide 22 - Quiz
Which of the following words mean ...
A
Wat betekenen deze woorden?
B
Wat betekent het volgende?
C
Welke van de volgende woorden betekent...
D
Wie is bekend met de volgende woorden?
Slide 23 - Quiz
Nog even oefenen
Ga naar:
https://oefenen.facet.onl/verhuisd.html
Je ziet hier 8 'nieuwe' vragen. Dit zijn geen meerkeuzevragen, maar sleepvragen, invulvragen, arceervragen.
Maak deze vragen, zodat je tijdens het examen weet wat je te wachten staat.
Slide 24 - Slide
Zelf oefenen
Maak oefenexamens op:
https://mbo-oefenomgeving.facet.onl/facet-openbaar-portaal/oefenen/examens/Engels%20B1
en stuur het aantal goede antwoorden naar mij, dan kan ik je een indicatie van het cijfer geven.
Slide 25 - Slide
Good luck on the exam!
Slide 26 - Slide