What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
MC2 Les 12
Willkommen!
24.05.23
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Duits
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
14 slides
, with
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Willkommen!
24.05.23
Slide 1 - Slide
Planung
- Zurückblick
- Ziel für diese Stunde
- Grammatik starke Verben
- Aufgabe
- Pfingsten
(- Spiel)
- Abschluß
Slide 2 - Slide
Zurückblick
- Was haben wir letzte Stunde gemacht?
- Placemat
- Austauschen
Slide 3 - Slide
Ziel für diese Stunde
''Am Ende dieser Stunde kannst du.....:
- ''.....starke Verben erkennen.''
- ''.....kurz zusammenfassen was Pfingsten beinhaltet.''
-''......ein kurzer Text über deine Wochenende schreiben.''
Slide 4 - Slide
Grammatik Starke Verben/ Sterke werkwoorden
Wat zijn sterke werkwoorden?
--> Sterke werkwoorden veranderen van klank als ze van tijd veranderen (tegenwoordige tijd --> verleden tijd of andersom).
Worden vaak onregelmatige werkwoorden genoemd
Voorbeeld Nederlands
lopen --> liep / worden --> werd
Slide 5 - Slide
Grammatik Starke Verben/ sterke werkwoorden
De meeste sterke werkwoorden hebben dezelfde uitgang als de zwakke werkwoorden (denk aan de feesttenten-regel)
Voorbeeld: gehen --> ich geh
e,
du geh
st
Er zijn werkwoorden met een a of e in de stam die bij du en er/sie/es veranderen in een ä of ie
Voorbeeld stam e :
Essen (=eten) --> ich
esse
, du
isst
Voorbeeld stam a:
Halten (=houden of stoppen) --> ich
halte
, du
hältst
Slide 6 - Slide
Grammatik Starke Verben/Sterke werkwoorden
- Wanneer de stam op een -t/-d eindigt, krijgt de vervoeging bij du, er/sie/es en ihr een extra -e
- Dit heeft te maken met de uitspraak
- Voorbeeld: antworten --> stam: antwort
-->
er antwortt x
-->
er antwortet
ik
antwoord
ich
antworte
jij
antwoordt
du
antwortest
hij/zij/het
antwoordt
er/sie/es
antwortet
wij
antwoorden
wir
antworten
jullie
antwoorden
ihr
antwortet
zij/u
antwoorden/
antwoordt
sie/
Sie
antworten
Slide 7 - Slide
Beispielsätze a/e/ä/ie
- Sie(f)
fährt
heute auf das Land. [fahren]
- Ich n
e
hme einen Pullover mit, und was
nimmst
du? [nehmen]
- Das
gefällt
mir nicht. [gefallen]
- Sie
liest
ein Buch. [lesen]
- Sprichst
Du Deutsch? [sprechen]
Slide 8 - Slide
Aufgabe
- Aufgabe starke Verben
- Selbstständig, in Zweiergruppen, in Plenum
- Kontrollieren: selbstständig, in Zweiergruppen, in Plenum
Slide 9 - Slide
Pfingsten
- Was wisst ihr schon?
- Wie heißt es auf Niederländisch?
- Was bedeutet Pfingsten?
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Aufgabe Pfingsten
Schwierige Wörter?
Lesetext: individuell lesen, zusammen lesen
Leseaufgabe
Pfingstwochenende
Slide 12 - Slide
Spiel
- 30 Seconds
- Teams
- Auf Deutsch!!!
- Spelregels:
Je mag nooit een woord op een kaart gewoon aanwijzen
Je mag niet naar letters verwijzen
Je mag ook geen woord beschrijven waarnaar het klinkt of waarop het rijmt
Je mag geen namen of woorden die op de kaartjes staan gebruiken
Je mag ook geen afgeleide namen gebruiken
Slide 13 - Slide
Abschluß
- Zusammenfassung?
- Was hast du gelernt?
- Schwierig/ einfach/ es geht...?
- Fragen für nächste Stunde?
Slide 14 - Slide