What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
normen en waarden
Normen en waarden
Aan het eind van deze les weet je:
- Wat normen en waarden zijn;
- ken je wets- en fatsoensregels.
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Maatschappijleer
Basisschool
Groep 6-8
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Normen en waarden
Aan het eind van deze les weet je:
- Wat normen en waarden zijn;
- ken je wets- en fatsoensregels.
Slide 1 - Slide
Samenleven
Samenleven doen we in een grotere groep.
Deze groep leeft op een bepaalde wijze samen
In Nederland leven wij bijvoorbeeld samen met miljoenen mensen.
Zo'n grotere groep heet de
maatschappij
Slide 2 - Slide
Wat verstaan we onder maatschappij?
Kiest het beste antwoord.
A
Alle wetten en regels waar we ons aan moeten houden
B
Een grote groep, mensen samen (samenleving).
C
Een grote groep mensen die op een bepaalde manier samenleeft
D
De manier waarop een grote groep samenleeft
Slide 3 - Quiz
Normen en waarden
Slide 4 - Slide
Normen
zijn gedragsregels die als normaal en vanzelfsprekend worden betitelt
Slide 5 - Slide
Waarden
kun je omschrijven als de idealen of overtuigingen van jezelf of een groep mensen
Slide 6 - Slide
Gedragsregels
Regels die je normaal/netjes vindt
Staan niet in de wet
Hebben vaak met fatsoen te maken:
fatsoensregels
Bijvoorbeeld:
iemand een hand geven, niet boeren, iemand uit laten praten
Slide 7 - Slide
Gedragsregel is NIET
A
Staat niet in de wet
B
Regels die je normaal vindt
C
Noem je ook een fatsoensregel
D
Moet je je aan houden, anders een boete
Slide 8 - Quiz
Wetsregels
Regels die in
wetten
zijn vastgelegd.
Deze regels zijn
opgeschreven
Bijvoorbeeld: niet door rood fietsen, niet stelen, je verdient het minimumloon als je werkt
Slide 9 - Slide
Wat weet je over de maatschappij?
Een regel die je normaal vindt noem je een...
Wat weet je van wetsregels?
Slide 10 - Slide
Sociale omgeving
De
sociale omgeving
is de omgeving waar je graag mee omgaat.
Mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.
Je hebt er een
relatie
mee. Waar je
vriendschap of liefde
voor voelt.
Slide 11 - Slide
Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
je ouders
B
de politie van je stad
C
je teamgenoten bij de voetbalclub
D
je broer en zus
Slide 12 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi
Slide 13 - Quiz
Typ minimaal twee wetsregels
Slide 14 - Open question
Een ander woord voor de maatschappij is:
A
vriendengroep
B
sociale omgeving
C
regering
D
samenleving
Slide 15 - Quiz
Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wetsregel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school
Slide 16 - Quiz
Sociaal of Asociaal
Sociaal gedrag
, dan ga je respectvol en netjes om met andere mensen.
Bij
asociaal gedrag
houdt je geen rekening met de gevoelens van andere mensen.
Zal ik u helpen oversteken?
Goed zo, erg sociaal van je!
Hee ouwe, geld bij je?
Dit is asociaal gedrag.
Slide 17 - Slide
Typ minimaal twee fatsoensregels
Slide 18 - Open question
aan de slag
Maak een groepje van 3 of 4 kinderen en bedenk een kort toneelstukje over een fatsoensregel.
Slide 19 - Slide
Sociale wezens
Sociale wezens
hebben contact met anderen nodig.
De mens is een sociaal wezen
Slide 20 - Slide
Mensen leven graag in groepen, ze zijn sociale wezens.
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quiz
Persoonlijke relaties
Een relatie
betekent dat je een band met iemand hebt.
Gevoelens van vriendschap en/of liefde
Persoonlijke relaties heb je met vrienden, familie of geliefde
Slide 22 - Slide
Met wie heb jij een persoonlijke relatie?
A
Je ouders/grootouders
B
Je broer/zus
C
De juf
D
De slager
Slide 23 - Quiz
Wie is er de baas thuis?
A
Papa
B
Mama
C
Samen
D
Niemand
Slide 24 - Quiz
Wie is er nu de baas?
A
Wij samen
B
De leerkracht
C
Ik niet
D
Juf Gerla
Slide 25 - Quiz
De maatschappij
Dat is een
grote groep
mensen.
De maatschappij
= alle mensen samen en hoe ze met elkaar omgaan.
Slide 26 - Slide
Aangeleerde kenmerken
Bijvoorbeeld:
Je eet met mes en vork.
Je komt op tijd in de les.
Je hebt respect voor anderen
Slide 27 - Slide