What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
ABT3 18.10.2024
Welkom!
18.10.2024
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Anders
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
180 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
18.10.2024
Slide 1 - Slide
Planning
Terugblik
3.6
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Terugblik
Bespreken opdr. 87
Bespreken wb3.5c
Bespreken wb3.5b nr. 5 + 6
Slide 3 - Slide
3.6
Bekijk de foto's op blz. 120
Waar zie jij het Nederlandse landschap?
Slide 4 - Slide
3.6
Klassikaal lezen: tekst opdr. 93
Maak zelfstandig opdr. 94 + 95
Bespreken
Slide 5 - Slide
3.6
Blauwe woorden
(blz. 121 + 122)
Slide 6 - Slide
3.6
Maak tweetallen
Maak samen opdr. 96, 97, 98
Praat samen: opdr. 99
Bespreken
Slide 7 - Slide
3.6
Bekijk het rode blokje op blz. 123
Wanneer gebruik je de verleden tijd?
Wanneer je iets wilt zeggen over vroeger
Wanneer je iets vertelt over gewoontes/wat vaak gebeurde.
Voorbeeldzin?
Slide 8 - Slide
3.6
Hoe maak je de verleden tijd?
Hele werkwoord
-en
-->
spelen
-->
spel
Maak de
ik-vorm:
ik speel
Kijk naar de
laatste letter
: ik
spee
l --> L
Gebruik de SOFTKETCHUP-regel.
Laatste letter in softketchup?
JA: --> -te(n)
NEE: --> -de(n)
DUS: ik-vorm + te(n)/de(n)
Slide 9 - Slide
3.6
LET OP!
Bij de verleden tijd krijg een werkwoord met een stam op een t of d een....?
''Extra t/d''!
antwoorden --> antwoor
dd
e
opletten --> le
tt
e op
Bij het voltooid deelwoord verdwijnt de ''extra t/d'', maar bij de verleden tijd dus niet!!
Slide 10 - Slide
3.6
LET OP!
Bij werkwoorden met een v en z:
Maak je niet eerst de ik-vorm.
Je haalt
alleen
-en weg en je kijkt naar de laatste letter.
Verhuizen --> verhui
z
/ zeven --> ze
v
Z en v zitten niet in softketchup, dus de verleden tijd heeft -de(n)
Na
het kijken naar softketchup maak je de ik-vorm.
verhuis
de(n) /
zeef
de(n)
Slide 11 - Slide
3.6
Sommige woorden zijn
onregelmatig
Voorbeeld?
hebben en zijn
Maar ook: komen, kunnen, lezen, eten, schrijven etc.
Slide 12 - Slide
Wat is de juiste verleden tijd?
Werken
A
Ik werkte
B
Ik werkten
C
Ik werkde
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste verleden tijd?
Leven
A
Wij leefte
B
Wij leeften
C
Wij leefden
Slide 14 - Quiz
Wat is de juiste verleden tijd?
Zijn
A
jij zijnde
B
jij was
C
jij waren
Slide 15 - Quiz
Wat is de juiste verleden tijd?
Gaan
A
jullie gangen
B
jullie gingen
C
jullie gongen
Slide 16 - Quiz
Wat is de juiste verleden tijd?
Hebben
A
hij heefde
B
hij heefte
C
hij had
Slide 17 - Quiz
Wat is de juiste verleden tijd?
Wonen
A
Zij woonte
B
Zij wonte
C
Zij woonde
Slide 18 - Quiz
Wat is de juiste verleden tijd?
Reizen
A
Ik reisde
B
Ik reiste
C
Ik rees
Slide 19 - Quiz
Wat is de juiste verleden tijd?
Antwoorden
A
Zij antwoorden
B
Zij antwoordden
C
Zij antwoordt
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste verleden tijd?
Zuchten
A
Hij zuchtte
B
Hij zuchte
C
Hij zocht
Slide 21 - Quiz
Wat is de juiste verleden tijd?
Fietsen
A
De man fiesten
B
De man fietstte
C
De man fietste
Slide 22 - Quiz
3.6
Bekijk opdr. 101
Gaat de zin over vroeger?
Omcirkel het juiste antwoord.
Bekijk opdr. 102.
Schrijf het hele werkwoord.
Bespreken
Slide 23 - Slide
3.6
Maak opdr. 103 + 104 zelfstandig
Bespreken
Slide 24 - Slide
3.6
Maak tweetallen
Pak de praatplaat ''alles verandert''
Praat samen: opdr. opdr. 105
Slide 25 - Slide
3.6
Klassikaal: opdr. 106
Bekijk de vragen bij opdr. 107
Klassikaal bespreken
Slide 26 - Slide
3.6
Bekijk opdr. 108
Pak een stuk (lijntjespapier)
Kies een persoon die je kent
Schrijf zinnen over hem/haar.
Gebruik de werkwoorden uit de opdracht.
Klaar? Controleer je tekst
Bespreken
Slide 27 - Slide
3.6
Bekijk nog een keer de praatplaat
Bekijk de zinnen bij opdr. 109
Welk woord past in de zin?
Slide 28 - Slide
3.6
Praat samen: opdr. 110 + 111
Tip: gebruik de blauwe woorden bovenaan blz. 127
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Video
Afsluiting
Volgende week vrijdag 25 oktober docent Suzanne!
Slide 32 - Slide