Werkwoordspelling - uitleg en oefenen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Werkwoordspelling

Oefenen voor de toets!

De ultieme uitleg!

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd

ik loop => ik liep

ik rij => ik reed

hij wordt => hij werd

Dit gaat over het algemeen vanzelf goed!

Niet teveel over nadenken dus...

Welke van deze werkwoorden is een sterk werkwoord?

1. hopen
2. glijden
3. leiden
4. strooien

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm in de zin.

William (kunnen- TT) netjes schrijven.

1. kunnen
2. kon
3. kan

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm in de zin.

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm in de zin.

De ooievaar (landen, vt) op het hek voor de school.

1. lande
2. landt
3. land
4. landde

Wat weet je van het
voltooid deelwoord?

Oefenen met werkwoordspelling?

Oefenen

De persoonsvorm is altijd een werkwoord

1. Waar
2. Niet waar

De persoonsvorm staat altijd in het meervoud.

1. Juist
2. Onjuist

Persoonsvorm?

Mijn moeder / heeft / Mick / straf / gegeven.

1. heeft
2. gegeven

Een hamster is zondagavond in de Zonstraat in Hengelo uit de lucht naar beneden gezeild.

________

1. persoonsvorm
2. geen persoonsvorm

Is het woord in deze zin een persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Het GEBEURT bijna elke dag.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Damian heeft kaartjes voor de film gereserveerd.
gereserveerd is een:

1. Persoonsvorm
2. Heel werkwoord
3. Voltooid deelwoord

Wat is de persoonsvorm?:
Hij heeft me een glimlach gegeven

1. Hij
2. heeft
3. gegeven
4. glimlach

vul de juiste spelling van de persoonsvorm in:
Hij .............. snel boos

1. word
2. wort
3. wordt

De persoonsvorm kan zowel in de tegenwoordige- als in de verleden tijd staan.

1. Juist
2. Onjuist

werkwoordspelling

1. hij bediend
2. hij bedient

werkwoordspelling

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.

.... (vinden) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

1. Vindt
2. Vind

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

De afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?

1. Beantwoort
2. beantwoor
3. beantwoord
4. beantwoordt

werkwoordspelling

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Wat is het voltooid deelwoord van verven

1. geverft
2. geverfd

Geef het voltooid deelwoord van dweilen

1. gedweild
2. gedweilt

Wat is het voltooid deelwoord van chillen

1. gechild
2. gechilt

Wat is het voltooid deelwoord van verhuizen

1. verhuist
2. verhuisd

Hij heeft een nieuwe surfplank gekregen. Wat is het voltooid deelwoord?

1. hij
2. heeft
3. surfplank
4. gekregen

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(vluchten) De ............... dief

1. gevluchte
2. gevluchtte
3. gevluchten
4. gevluchtten

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen

1. vewoestten
2. verwoeste
3. verwoesde
4. verwoesdden

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)

1. Beschermd
2. Beschermt

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).

1. betaalt
2. betaald

Welk van de onderstaande woorden is een voltooid deelwoord?

1. Leren
2. geleerd
3. lerende
4. leerde