This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
In deze les leer je:
......de vier (4) niveaus waar concurrentie plaatsvindt
......verschil tussen directe en indirecte concurrentie
......de vijf (5) concurrentiefactoren
Slide 2 - Slide
I Bij homogene goederen is de concurrentie feller dan bij heterogene producten
II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
timer
0:30
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.
Slide 3 - Quiz
Een beperkt aantal landen in de wereld produceert en exporteert olie. Een oliemarkt is een voorbeeld van ...
A
een monopolie.
B
een oligopolie.
C
monopolistische concurrentie.
D
volkomen concurrentie.
Slide 4 - Quiz
Plaats de vier marktvormen in volgorde van veel concurrentie op de markt tot weinig tot geen concurrentie op de markt.
Oligopolie
Monopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Slide 5 - Drag question
Waarom is het moeilijk om als aanbieder een oligopolie te betreden?
A
veel diploma's nodig
B
Veel kennis en kapitaal nodig
C
het is helemaal niet moeilijk om toe te treden tot een oligopolie
Slide 6 - Quiz
4.4 Concurrentieanalyse
De concurrenten van het bedrijf vastellen
Slide 7 - Slide
Vier (4) niveaus waar concurrentie plaatsvind
1. Behoefteconcurrentie
2. Productvormconcurrentie
3. Merkenconcurrentie
4. Generiekeconcurrentie
Slide 8 - Slide
Voorbeelden niveaus concurrentie
Slide 9 - Slide
Wat is geen concurrentievorm?
A
Behoefteconcurrentie
B
Generieke concurrentie
C
Reclameconcurrentie
D
Productvormconcurrentie
Slide 10 - Quiz
1. Behoefte-concurrentie
Aan welke behoefte geeft iemand zijn geld uit?
Drinken of een andere behoefte?
Je kunt je geld immers maar één keer uitgeven
Slide 11 - Slide
1. Behoefteconcurrentie
Concurrentie tussen verschillende behoeften van de afnemer (de consument is bereid geld te geven)
Voorbeeld:
Nieuwe Auto en de televisie
Slide 12 - Slide
2. Productvormconcurrentie
Concurrentie tussen verschillende technische verschijnigsvormen van eenzelfde product.
Voorbeeld:
Laptop of Desktop
Slide 13 - Slide
3. Merkenconcurrentie
Concurrentie tussen verschillende merken van hetzelfde product.
Voorbeeld
Auto merk Audi/ toyota/KIA
Tablet Merk Apple/Samsung/Asus
Slide 14 - Slide
4. Generieke Concurrentie
Concurrentie tussen verschillende aanbieders tussen verschillende soorten producten die in eenzelde behoeften zijn.
We spreken van substituten of subsituten goederen.
Voorbeelden: Brillenwinkel of ogen laten laseren
Slide 15 - Slide
Een consument heeft 500 euro te besteden. Hiervan wil hij een bank of een laptop kopen. Hier is sprake van:
A
Behoefteconcurrentie
B
Generieke concurrentie
C
Merkenconcurrentie
D
Productvormconcurrentie
Slide 16 - Quiz
Directe Concurrenten
Richten zich met dezelfde product/dienst op dezelfde doelgroep.
Vb: Meubelzaken en Juwelieren
Slide 17 - Slide
Indirecte Concurrenten
Richten zich niet specifiek op jouw doelgroep, maar de doelgroep geeft er wel geld uit.
Vb. Supermarkt versus een eetcafé.
Slide 18 - Slide
Gandelman Jewerly op Aruba concurreert met Time Square Jewelry Aruba. Hier is er sprake van:
A
Directe Concurrenten
B
Indirecte Concurrenten
Slide 19 - Quiz
4.5 Concurrentiefactoren
1. Het benodigde Kapitaal
2. De aard van het product
3. De omgevingsfactoren
4. De eisen van de consument
5. De vraagzijde van de verkoopsmarkt
Slide 20 - Slide
Wat is geen concurrentiefactoren?
A
Het benodigde Kapitaal
B
Indirecte Concurrenten
C
De omgevingsfactoren
D
De eisen van de consument
Slide 21 - Quiz
1. Benodigde Kapitaal
Het benodigde kapitaal die er nodig is om een bedrijf op gang te brengen.
Slide 22 - Slide
2. De aard van het product
Bij het opstarten van een bedrijf is er kennis nodig van een zaak (product).
Slide 23 - Slide
3. De omgevingsfactoren
Grote ondernemingen kunnen ingrijpende wijzingen in de omgevingsfactoren, zoals economische ontwikkelen, makkelijker opvangen dan kleinschalige ondernemingen.
Slide 24 - Slide
4. De eisen van de consument
Consument is kritisch en wil zo goed mogelijk geholpen worden.
Slide 25 - Slide
5. De vraagzijde van de verkoopmarkt
Wannneer de vraagzijde van de verkoopmarkt groeit, zullen meer concurrenten tot de markt toetreden, dan wanneer de vraagzijde kleiner wordt.