Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

TaalCompleet A2, 1.1 t/m 1.4 Verhuizen 2

Thema 1 Verhuizen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Thema 1 Verhuizen

Slide 1 - Slide

Nieuwe buren 1.1
Luister naar de tekst en lees mee.


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Nieuwe buren 1.1
Lees  de tekst in 2-tallen en verdeel steeds de rollen.
De nieuwe woorden bespreken we en schrijf je in je schrift.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

al/ pas
Ik woon al 2 jaar in Nederland.
Zij woont pas 2 maanden in Nederland

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

1.2 Hoe maak je zinnen? 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

De rest: tijd of plaats
De rest staat op de derde plaats, na het eerste werkwoord. Het kan een tijd of een plaats zijn. De tijd staat vaak voor de plaats. Kijk naar de voorbeelden:
1. Mijn zoon woont in Den Haag.
2. In woon al 56 jaar in dit huis
3. Mijn vrouw woont pas twee jaar in Nederland.
4. Mijn dochter gaat volgende maand in Rotterdam wonen


Slide 10 - Slide

De rest: wie of wat
De rest kan dus tijd of plaats zijn. Maar het kan ook wie of wat zijn. Kijk naar de voorbeelden:

Slide 11 - Slide

De rest
Een hoofdzin begint met wie of wat. Op plek 2 staat het (eerste) werkwoord. Daarna komt de rest. De rest kan tijd, plaats en wie of wat zijn. 
Tijd: om 8 uur, morgen, in 2021, volgende maand, altijd
Plaats: in Hengelo, op de stoel, op de markt, naar huis, in de tuin
Wie of wat: een broek, de auto, mijn broer, kaas, zijn fiets

Slide 12 - Slide

1.3 Dit is mijn familie

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

1.4 Huiswerk maken
Bespreek samen blz 15, 16 en 17 in je boek!

Slide 16 - Slide