Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Duits herhaling naamvallen 3GH

Duits 8 februari 2021
Vandaag gaan we de naamvallen herhalen. Hoe zat het ook alweer? 
Eerst maar weer een video.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Duits 8 februari 2021
Vandaag gaan we de naamvallen herhalen. Hoe zat het ook alweer? 
Eerst maar weer een video.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

D......... Verkäufer arbeitet viel.
De verkoper werkt veel.
Vertaal 'de'.
A
der
B
den
C
dem

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Dies.... Verkäufer arbeitet viel.
Deze verkoper werkt veel.
Vertaal 'deze'
A
dieser
B
diesen
C
diesem

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Jed.... Verkäufer arbeitet viel.
Elke verkoper werkt veel.
Vertaal 'elke'
A
jeder
B
jeden
C
jedem

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Ich möchte d.. Hosen (mv) anprobieren.
Ik wil graag de broeken aanpassen.

Vertaal 'de'.
A
die
B
den
C
der

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Ich möcht manch... Hosen anprobieren.
Ik wil graag sommige broeken aanpassen.

Vertaal 'sommige'
A
manche
B
manchen
C
mancher

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wollen Sie e... Glas (o) probieren?
Wilt u een glas proberen?
Vertaal 'een'
A
ein
B
eines
C
einen
D
eine

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Wollen Sie ihr.... Glas probieren?
Wilt u haar glas proberen?
Vertaal 'haar'
A
ihr
B
ihres
C
ihren
D
ihre

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

D.... Chef gibt d..... Kassierin d.... Wechselgeld.
De chef geeft de cassiere het wisselgeld.
Vertaal eerst 'de' chef.

A
der
B
den
C
die

Slide 21 - Quiz

De chef geeft de cassiere het wisselgeld.
Stap 1: Gezegde = geeft (gibt)
Stap 2: Wie geeft = de chef = onderwerp = 1e naamval

Slide 22 - Slide

Der Chef gibt d..... Kassierin d.... Wechselgeld(o).
De chef geeft de cassiere het wisselgeld.
Vertaal nu 'het' wisselgeld

A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 23 - Quiz

De chef geeft de cassiere het wisselgeld.
Stap 1: Gezegde = geeft (gibt)
Stap 2: Wie geeft = de chef = onderwerp = 1e naamval
Stap 3: Wie/wat + gezegde + onderwerp
                Wie/wat  geeft de chef = het wisselgeld = 4e naamval

Slide 24 - Slide

Der Chef gibt d..... Kassierin das Wechselgeld(o).
De chef geeft de cassiere het wisselgeld.
Vertaal nu 'de' cassiere

A
die
B
der
C
den
D
dem

Slide 25 - Quiz

De chef geeft de cassiere het wisselgeld.
Stap 1: Gezegde = geeft (gibt)
Stap 2: Wie geeft = de chef = onderwerp = 1e naamval
Stap 3: Wie/wat + gezegde + onderwerp
                Wie/wat  geeft de chef = het wisselgeld = lijdendvoor vw = 4e nv
Stap 4: Aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdendvoorwerp 
                Aan/voor wie geeft de chef het wisselgeld = de cassiere  =  mv = 3e nv

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Mein... Chef gibt ein... Kassierin al.... Wechselgeld.
Mijn chef geeft een cassiere alle wisselgeld.

Vertaal 'mijn' Chef
A
mein
B
meiner
C
meinen
D
meinem

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Mein... Chef gibt ein... Kassierin al.... Wechselgeld.
Mijn chef geeft een cassiere alle wisselgeld.

Vertaal 'een' cassiere
A
eine
B
einer
C
einen
D
einem

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Mein... Chef gibt ein... Kassierin al.... Wechselgeld.
Mijn chef geeft een cassiere alle wisselgeld.

Vertaal 'alle' wisselgeld
A
alle
B
alles
C
allen

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Volgende week wil ik liefst oefenen:
A
naamvallen
B
werkwoorden
C
tekst lezen met vragen
D
woordjes

Slide 34 - Quiz