De chef geeft de cassiere het wisselgeld.
Stap 1: Gezegde = geeft (gibt)
Stap 2: Wie geeft = de chef = onderwerp = 1e naamval
Stap 3: Wie/wat + gezegde + onderwerp
Wie/wat geeft de chef = het wisselgeld = lijdendvoor vw = 4e nv
Stap 4: Aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdendvoorwerp
Aan/voor wie geeft de chef het wisselgeld = de cassiere = mv = 3e nv