Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Quiz nieren

Een deel van het bloedplasma wordt in een niereenheid uitgescheiden (filtratie).
In welk deel van een niereenheid gebeurt dit?
A
in de glomerulus
B
in het kapsel van Bowman
C
in de lis van Henle
D
in de verzamelbuis
1 / 9
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 9 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Een deel van het bloedplasma wordt in een niereenheid uitgescheiden (filtratie).
In welk deel van een niereenheid gebeurt dit?
A
in de glomerulus
B
in het kapsel van Bowman
C
in de lis van Henle
D
in de verzamelbuis

Slide 1 - Quiz

Door welk van de volgende factoren vindt de ultrafiltratie plaats?
A
diffusie
B
osmose
C
gefaciliteerde diffusie
D
bloeddruk

Slide 2 - Quiz

De glomerulus is een kluwen van fijne haarvaten dat door het nierkapsel (kapsel van Bowman) omgeven wordt, hier vindt de filtratie plaats
Welke van de onderstaande stoffen verlaat de bloedbaan NIET bij de filtratie?
A
glucose
B
zouten
C
eiwitten
D
vitamine C

Slide 3 - Quiz

In welk deel van de nieren ligt de liggen de lichaampjes van Malpighi en het eerste deel van de gekronkelde buis?
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken

Slide 4 - Quiz

In welk deel van de nieren liggen de lissen van Henle?
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Wat is de belangrijkste functie van de lis van Henle?
A
Ultrafiltratie
B
Terugresorptie
C
Concentreren van de (voor)urine
D
Uitscheiden

Slide 7 - Quiz

Bekijk de concentraties Na+ in de drie kolommen van afb. 47 (p146).
Welke conclusie kun je trekken over de filtratie en terugresorptie van Na+?
A
er vindt geen filtratie van Na+ plaats en geen resorptie
B
er vindt volledige filtratie van Na+ plaats en geen resorptie
C
er vindt geen filtratie plaats en vrijwel volledige resorptie
D
er vindt volledige filtratie plaats en bijna volledige resorptie

Slide 8 - Quiz

De hypofyse merkt een te hoge osmotische waarde van het bloedplasma.

Wat doet de hypofyse en wat is het effect?
A
meer ADH, de osmotische waarde stijgt
B
meer ADH, de osmotische waarde daalt
C
minder ADH, de osmotische waarde stijgt
D
minder ADH, de osmotische waarde daalt

Slide 9 - Quiz