TC A2 4.10 persoonlijke voornaamwoorden (niet-onderwerpsvorm)

• NT2
• MBO
• Studiejaar 2

mij, jou, hem, ....

bij TC A2 thema 4.10

persoonlijke voornaamwoorden van de niet-onderwerpsvorm 

4.10 Tim helpt mij. - Hij koopt een boek voor mij.

Welke zin is goed?

1. Ik groet zij op straat.
2. Ik groet haar op straat.

Welke zin is goed?

1. Ali gaat bij jullie op bezoek.
2. Ali gaat bij jij op bezoek.

1. Hen doen de boodschappen.
2. Ze doen de boodschappen.

1. Ons sporten elke woensdag.
2. Wij sporten elke woensdag.

1. Mijn moeder helpt ik.
2. Mijn moeder helpt me.

1. Yusuf houdt van haar.
2. Yusuf houdt van zij.

1. Hoe gaat het met hem?
2. Hoe gaat het met hij?

1. Jij krijgt een cadeau.
2. Jou krijgt een cadeau.

1. Koen belt zij elke dag.
2. Koen belt ze elke dag.

1. Mij heb de trein gemist.
2. Ik heb de trein gemist.

1. Nina hoort ons praten.
2. Nina hoort wij praten.

1. Wij kennen hem niet zo goed.
2. Wij kennen hij niet zo goed.

schrijf de goede vorm

voorbeeld:

Hoe heb je ...... (Tim) ontmoet?

antwoord: 

Hoe heb je hem ontmoet?

Typ het woord dat op de puntjes hoort.

Mijn vrouw belt .... (ik) soms als ik werk.

Ik zie .... (mijn tante) niet vaak.

De buren geven .... (wij) een cadeau.

Alex mist .... (opa en oma)

De collega's mailen .... (Hans)

Mevrouw Beek groet ..... (jullie)

Eva roept .... (de kinderen)

Ken je Omar al lang?
Ja, ik ken .... al lang.

Werkt Tim graag met Nina?
Ja, hij werkt graag met ....

Ken je Koen en Sanne al lang?
Ja, ik ken ..... al lang.

Goed geoefend!