Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

TaalCompleet A2 herhaling thema 2

Het voltooid deelwoord
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Je kunt de letters 
s, f, t, k, ch en p onthouden door het woord softketchup te leren!

Slide 2 - Slide

Een aantal voorbeelden:
Werken:
ik-vorm: werk
Staat de k in SoFTKeTCHuP?

Wonen
ik-vorm: woon
Staat de n in SoFTKeTCHuP?

Slide 3 - Slide

We hebben vandaag hard.....
A
gewerkt
B
gewerkd
C
gewerken
D
werken

Slide 4 - Quiz

Het heeft deze week veel ..........
A
regent
B
geregend
C
geregent
D
geregenen

Slide 5 - Quiz

Hij heeft zijn hele leven in Rotterdam...........
A
wonen
B
woont
C
gewoond
D
gewoont

Slide 6 - Quiz

Ik ben dit weekend naar het strand ...............
A
fietsen
B
gefietsen
C
gefietst
D
gefietsd

Slide 7 - Quiz

bekijk de zinnen
Wij hebben in de bergen gewandeld.
Wij hebben 100 km gefietst.
We zijn naar Domburg gewandeld.
We zijn naar Middelburg gefietst.

Wat is het verschil tussen hebben en zijn?

Slide 8 - Slide

ZIJN
Staat er een richting in de zin?
Dan gebruik je ZIJN in de VVT.

Ik ben naar Frankrijk geweest.

NAAR geeft een richting aan

Slide 9 - Slide

Ik ...... gisteren aan je gedacht
A
heb
B
ben
C
hebben
D
zijn

Slide 10 - Quiz

Jij ........ veel gegeten
A
hebt
B
bent
C
hebben
D
zijn

Slide 11 - Quiz

...... jij naar school geweest?
A
heb
B
ben
C
hebben
D
zijn

Slide 12 - Quiz

.......jullie naar de film gegaan?
A
hebben
B
zijn
C
heb
D
ben

Slide 13 - Quiz

verandering------> zijn

Slide 14 - Slide

Ik ........................... getrouwd

Slide 15 - Open question

wat ............. dat kind groot geworden.

Slide 16 - Open question

mijn grootouders....................... gestorven

Slide 17 - Open question

werkwoorden van verandering
bladzijde 69: leer deze uit je hoofd!

Slide 18 - Slide

Sommige onregelmatige werkwoorden krijgen altijd zijn. Bijvoorbeeld:
zijn                  Ik ben naar Frankrijk geweest.
komen          Jullie zijn naar Nederland gekomen.
beginnen     De les is begonnen.
worden         Wij zijn ziek geworden.
gaan              Zijn jullie met het vliegtuig gegaan?
blijven           Zij zijn in Nederland gebleven.            

Slide 19 - Slide

Wat schrijf je op een kaart?

Slide 20 - Slide

Iemand is jarig. Wat schrijf je op de kaart?

Slide 21 - Open question

Iemand gaat trouwen. Wat schrijf je op de kaart?

Slide 22 - Open question

Iemand is ziek. Wat schrijf je op de kaart?

Slide 23 - Open question

Wat is het meervoud?

Slide 24 - Slide

een dag - twee ..............

Slide 25 - Open question

een kind - twee ..................

Slide 26 - Open question

een glas - twee ...............

Slide 27 - Open question

een kleed - twee ..........

Slide 28 - Open question

een winkel - twee ................

Slide 29 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 30 - Slide

We hebben gisteren in de stad koffie.... (drinken)

Slide 31 - Open question

We zijn in de vakantie naar Frankrijk ....... (zijn)

Slide 32 - Open question

Ga snel zitten, de les is al .......... (beginnen).

Slide 33 - Open question

Ik heb een nieuwe jurk ......... (kopen) in de stad.

Slide 34 - Open question

Ik heb een mooi boek ..... (lezen).

Slide 35 - Open question