Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Week 19 hoofdstuk 15 Formules en grafieken deel 1

Hoofdstuk 15 formules en grafieken deel 1
1 / 15
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 15 formules en grafieken deel 1

Slide 1 - Slide

Planning 1.7
Week 16 Hoofdstuk 14 opdracht 12 t/m 19
Week 17 VAKANTIE
Week 18 VAKANTIE
Week 19 Hoofdstuk 15 opdracht 1 t/m 7
Week 20 Hoofdstuk 15 opdracht 8 t/m 19
Week 21 Oefentoets domein 4
Week 22 Toets domein 4

Slide 2 - Slide

Inhoud les
  • Grafiek aflezen
  • Rekenen met formules
  • Formules opstellen

Slide 3 - Slide


timer
2:00

Slide 4 - Open question

Opbrengst en kosten zijn gelijk wanneer de lijnen elkaar snijden. Dan is het ene namelijk niet hoger of lager dan de andere en is het dus evenveel.

Slide 5 - Slide


timer
3:00

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Formules
Formules bestaan bijna altijd uit een combinatie van vaste kosten en variabele kosten

Vaste kosten blijven altijd hetzelfde onafhankelijk van het aantal stuks. Denk hierbij aan opstartkosten, administratiekosten, servicekosten.

Variabele kosten zijn afhankelijk van het aantal

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Formules
uitkomst = variabele kosten x aantal + vaste kosten

Bijvoorbeeld Jan kiest  een nieuw abonnement aan voor zijn telefoon. Waarbij hij eenmalig 15 euro administratie kosten betaalt en verder weten we dat hij 0,15 cent per minuut betaalt.

kosten abonnement = 0,15 x aantal belminuten + 15

Hoeveel is Jan kwijt wanneer hij 20 minuten belt?

0,15 x 20 + 15 =18 euro

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

In deel 1 (of vakje 1) zitten altijd de vaste kosten verwerkt.
Om de variabele kosten te berekenen moet je dus het verschil tussen de delen (of vakjes) uitrekenen.
Dit doe je zo:
Kosten deel 2 - kosten deel 1
105-63=42
Als je goed kijkt zit er tussen elk deel 42 euro. Elk deel meer kost dus 42 euro. De variabele kosten zijn 42 euro.

Om de vaste kosten te berekenen moet je dus deel 1 - 42  berekenen. 
63-42 = 21
de vaste kosten zijn dus 21 euro. 

We vullen de formule in,
uitkomst = variabele kosten x aantal)+ vaste kosten

Dit kan overigens ook anders:
 
uitkomst = vaste kosten + variabele kosten x aantal
  • 21+42 x aantal delen
  • 21 + aantal delen x 42
  • 42 x aantal delen +21
  • aantal delen x 42 + 21

Slide 12 - Slide


timer
3:00

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Vragen? 


Huiswerk hoofdstuk 15 opdracht 1 t/m 7

Slide 15 - Slide