What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
2-11-2022 2F Nederlands voorbereiden CE lezen en luisteren
Voorbereiding CE lezen en luisteren
H1 en H2 NU Nederlands boek A
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voorbereiding CE lezen en luisteren
H1 en H2 NU Nederlands boek A
Slide 1 - Slide
Theorie lezen
(te vinden in Boek A van NU Nederlands)
1.1 Onderwerp en hoofdgedachte
1.2 Doel en publiek
1.3 Betrouwbaarheid van een tekst
2.1 De indeling van teksten
2.2 Deelonderwerpen herkennen
2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 2 - Slide
Wat is ook weer het verschil tussen een onderwerp en hoofdgedachte?
Slide 3 - Open question
1.2 Tekstdoelen
Welke tekstdoelen ken je?
Slide 4 - Mind map
H2.1 De indeling van teksten
Inleiding
: aandacht van de lezer trekken/informeren waar de tekst over gaat.
Kern
: Uitwerking van het onderwerp, meerdere alinea's, argumenten voor- en tegen, voorbeelden. (tussenkopjes/deelonderwerpen)
Slot
: Conclusie / vraag/ herhaling standpunt
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Inleiding
De inleiding heeft één of meer van de volgende functies:
aandacht trekken van het publiek/de lezer
het publiek/ de lezer motiveren om de tekst te lezen of te blijven luisteren
informatie geven over wat komen gaat (introductie van het onderwerp)
Slide 8 - Slide
Kern
De kern bestaat vaak uit meer dan één alinea.
Kenmerken van de kern:
Uitwerking van het onderwerp dat in inleiding genoemd is.
Deelonderwerpen met elk een eigen alinea.
In eerste zin vaak belangrijkste informatie.
Slide 9 - Slide
Slot
Het laatste deel van een tekst heeft meestal één of meer van de volgende functies:
een samenvatting geven
een conclusie trekken
naar de toekomst kijken
een vraag meegeven aan de lezer of het publiek
Slide 10 - Slide
Inleiding
Kern
Slot
aandacht trekken
conclusie
introductie
deelonderwerp
alinea's
samenvatting
Slide 11 - Drag question
Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?
Slide 12 - Mind map
H2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstelling: maar, echter
Oorzaak - gevolg: doordat, waardoor
Toelichting of voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals
Doel - middel: daarvoor, zodat
Samenvatting: al met al, samengevat
Conclusie: dus, kortom
Reden: want, omdat
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Welk woord hoort op het stippellijntje?
In een tekst zijn er ...... tussen woorden,
zinnen en alinea’s.
Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels
Slide 15 - Quiz
Hoe noem je woorden die wijzen op een
verband tussen zinnen of alinea’s?
Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen
Slide 16 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een
tekstverband?
Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg
Slide 17 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden
maar
,
toch
en
echter
?
Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 18 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden
want
en
omdat
?
Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden
Slide 19 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden
daardoor
en
zodat
?
Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 20 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling
Slide 21 - Quiz
In welke zin wijzen de signaalwoorden
op een volgorde in tijd?
Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.
Slide 22 - Quiz