Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Blok 6. Les 3. Oefening 1. Herhaling les 1 en 2.

Herhaling les 1 en 2
Stijlkwesties
&
Woordenschat
1 / 20
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhaling les 1 en 2
Stijlkwesties
&
Woordenschat

Slide 1 - Slide

Ga je liever naar de culturele zondag (als / dan ) naar het bos?
A
als
B
dan

Slide 2 - Quiz

Vind jij Kimberley echt net zo leuk (als / dan)  Eva?
A
als
B
dan

Slide 3 - Quiz

De dokter door ( die / wie )
mij ( die / dat )
medicijn werd voorgeschreven, heeft zijn fout toegegeven.
A
die, die
B
wie, dat

Slide 4 - Quiz

Het briefje ( dat / wat )
Donald onder haar deur door had geschoven was weggewaaid, ( dat / wat )
hij als een ramp beschouwde.
A
dat, wat
B
wat, wat

Slide 5 - Quiz

Sophia durft ( hun/hen )
niet meer te vertrouwen.
A
hun
B
hen

Slide 6 - Quiz

De reisleider heeft ( zij/hun/hen )
alle nodige informatie gegeven.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 7 - Quiz

Ik wil wel met ( jou/jouw )
naar de bioscoop.
A
jou
B
jouw

Slide 8 - Quiz

Mevrouw Brand, er is telefoon voor (u/uw )!
A
u
B
uw

Slide 9 - Quiz

Morgen heb ik ( mij/mijn )
rijexamen.
A
mij
B
mijn

Slide 10 - Quiz

De meisjes hebben ( beide/beiden )
geen zin meer in het project.
A
beide
B
beiden

Slide 11 - Quiz

Slechts ( enkele/enkelen )
mensen konden die spontane uiting van enthousiasme waarderen.
A
enkele
B
enkelen

Slide 12 - Quiz

Iedereen verdenkt hem er (van/aan)
het zelf gedaan te hebben.
A
van
B
aan

Slide 13 - Quiz

Dat ben je verplicht (in/aan)
alle betrokkenen.
A
in
B
aan

Slide 14 - Quiz

De accommodatie
A
De ruimte en de daarbij behorende gemakken
B
Volgens de gewoonte

Slide 15 - Quiz

De karikatuur
A
Schijnheilig
B
De spotprent, het overdreven beeld

Slide 16 - Quiz

Behartigen
A
Iets maken, scheppen
B
Zorgen voor

Slide 17 - Quiz

Lucratief
A
Winstgevend
B
De vooruitgang

Slide 18 - Quiz

De component
A
Onderdeel
B
Betrouwbaar

Slide 19 - Quiz

De opponent
A
De bedoeling, het voornemen
B
De tegenstander

Slide 20 - Quiz