WFT Basis hoofdstuk 24 (Wet werk en zekerheid en Wet Arbeidsmarkt in Balans)
Hoofdstuk 24
Wet werk en zekerheid
Wet Arbeidsmarkt in Balans
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Praktische economieMBOStudiejaar 1
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 24
Wet werk en zekerheid
Wet Arbeidsmarkt in Balans
Slide 1 - Slide
Wat is géén flexwerker?
A
Werknemer met een tijdelijk contract
B
Oproepkracht met een nul-urencontract of min-max contract
C
Uitzendkracht
D
Iemand met een vast contract
Slide 2 - Quiz
Wat is ketenbepaling?
A
Dat je met een tijdelijk contract niet binnen dezelfde branche mag werken
B
Dat je met een vast contract niet binnen dezelfde branche mag overstappen
C
Dat je met een tijdelijk contract middels verlengingen max 2 jaar bij het bedrijf mag werken
D
Dat je met een tijdelijk contract middels verlengingen max 3 jaar bij het bedrijf mag werken
Slide 3 - Quiz
Wat kan er niet gebeuren binnen die ketenbepaling (drie jaar met tijdelijke contracten)?
A
Een vast contract aanbieden
B
Na 6 maanden thuis zitten opnieuw een tijdelijk contract aanbieden
C
Een vierde tijdelijk contract aanbieden
D
Een contract voor onbepaalde tijd aanbieden
Slide 4 - Quiz
Wat is dan onjuist over ketenbepaling?
A
Het maximale aantal tijdelijke contracten is 3
B
De maximale ketenduur is 3 jaar
C
De minimale termijn tussen twee ketens is 6 maanden
D
De maximale termijn tussen twee ketens is 6 maanden
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Wat is een transitievergoeding?
A
De totale kosten voor bedrijf voor een reorganisatie
B
De kosten voor een bedrijf om over te schakelen op een ander product/dienst
C
De vergoeding die een werknemer krijgt bij ontslag
D
De vergoeding die een werknemer krijgt van zijn bedrijf voor omscholing
Slide 7 - Quiz
Welke voorwaarde hangt er aan een transitievergoeding?
A
Men moet in vaste dienst zijn geweest
B
Niets, men heeft vanaf 1 dag werken al recht op een transitievergoeding
C
Men moet minimaal 1 jaar hebben gewerkt
D
Men moet minimaal 2 jaar hebben gewerkt indien een tijdelijk contract
Slide 8 - Quiz
Welke uitzondering is er op vorige vraag van transitievergoeding?
A
Iemand die met pensioen gaat krijgt geen transitievergoeding
B
Minderjarigen krijgen per definitie geen transitievergoeding
C
Minderjarigen krijgen alleen een transitievergoeding als ze minder dan 12 uur werken
D
Er zijn geen uitzonderingen
Slide 9 - Quiz
Wat moet je als aantal contractjaren nemen met meerdere tijdelijke contracten?
A
Het langste contract
B
Het kortste contract
C
Het laatste contract
D
Alle contracten bij elkaar opgeteld
Slide 10 - Quiz
Als je werkgever al geld voor je heeft betaald voor omscholing, wat is daarvan de impact op je transitievergoeding?
A
Niets, die blijft hetzelfde
B
Die mag worden afgetrokken van de transitievergoeding
C
Dan moet je dat terugbetalen als werknemer
D
Die wordt alleen er afgetrokken als je daarin een nieuwe baan hebt
Slide 11 - Quiz
Wat is waar over de berekening van de transitievergoeding?
A
Per gewerkt dienstjaar heb je recht op 1/3e maandsalaris
B
De vergoeding bedraagt max € 83.000 of één jaarsalaris als dat hoger is
C
De rechter mag (bij cumulatie), naast de transitievergoeding nog max 50% daarvan extra toekennen
D
Alle drie antwoorden zijn correct
Slide 12 - Quiz
Als je ouder bent dan 50 jaar, dan...
A
is je opbouw van transitievergoeding hoger
B
is die opbouw alleen hoger als je langer dan 10 jaar in dienst bent
C
is die opbouw alleen hoger als het bedrijf minimaal 25 medewerkers heeft
D
is er geen sprake van een hogere opbouw, dit was alleen voor 2020 zo
Slide 13 - Quiz
Twee stellingen over transitievergoeding: 1. Kleine werkgevers hebben recht op compensatie als zij stoppen of zelf ziek worden. 2. Alle werkgevers hebben recht op compensatie als werknemer langdurig ziek/ao is.