Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

oefentoets ordening en evolutie

Organen met een verschillende functie kunnen veel overeenkomst in bouw vertonen.
A
juist
B
onjuist
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Organen met een verschillende functie kunnen veel overeenkomst in bouw vertonen.
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quiz

Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Bij de productie van welk voedingsmiddel wordt een schimmel gebruikt?
A
Brood.
B
Yoghurt.
C
Zuurkool.

Slide 3 - Quiz

Wat is af te lezen uit een stamboom?
A
De tijd sinds het ontstaan van de aarde.
B
In welke klasse je een organisme kunt plaatsen.
C
Uit welke voorouders bepaalde organismen zich hebben ontwikkeld.

Slide 4 - Quiz

Wondroos is een ontsteking van de huid. De huid wordt hierbij rood en pijnlijk. Wondroos ontstaat wanneer streptokokken door de huid heen komen en onder de huid een infectie veroorzaken. De streptokokkencellen hebben geen celkern, wel een celwand en geen bladgroenkorrels.

Tot welke groep behoren deze organismen?

A
Tot de bacteriën.
B
Tot de dieren.
C
Tot de planten.
D
Tot de schimmels.

Slide 5 - Quiz

Hieronder staan enkele kenmerken die voorkomen bij organismen.
1 Elke cel heeft een celkern.
2 Elke cel is omgeven door een celwand.
3 Voortplanting vindt plaats door sporen.

Welk(e) kenmerk(en) horen bij het organisme van dit plaatje?
A
Alleen de kenmerken 1 en 2.
B
Alleen de kenmerken 1 en 3.
C
De kenmerken 1, 2 en 3.

Slide 6 - Quiz

Bij fossielen zijn meestal alleen de harde delen van een organisme overgebleven, omdat die het minst snel vergaan.

Van welke stam is de kans het grootst dat er een fossiel van wordt teruggevonden?

A
Een naaktslak
B
Een mossel
C
Een worm

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Tot welke klasse behoort het organisme dat is gevonden?
A
Vissen
B
Vogels
C
Reptielen
D
Zoogdieren

Slide 9 - Quiz

Een python heeft in zijn skelet resten van pootdelen: een heupbeen en een dijbeen.
Leg uit waardoor dit komt. Gebruik in je antwoord het begrip ‘rudimentaire organen’.

Slide 10 - Open question

In een bos komen koolmezen en spechten voor.
Kunnen deze 2 soorten vogels één populatie vormen? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open question

Spruw in de mond komt door een schimmelinfectie. Je hebt dan witte vlekjes op je tong en op je wangslijmvlies. Een dokter kan onderzoeken of het gaat om spruw. Hij maakt dan een uitstrijkje van het wangslijmvlies van de patiënt en bekijkt dat onder een microscoop.

Aan welk celkenmerk kan de dokter zien dat hij met een schimmelcel te maken heeft en niet met een wangslijmvliescel?

Slide 12 - Open question

Een zezel is een nakomeling van een zebra en een ezel. Er zijn nog niet veel zezels geboren en er zijn geen nakomelingen van zezels. Dit is voor biologen een reden om zebra’s en ezels tot twee verschillende soorten te rekenen.

Leg uit dat zebra’s en ezels tot twee verschillende soorten behoren.

Slide 13 - Open question

Lees de tekst
Charles Darwin
Charles Darwin (1809‒1882) ging ervan uit dat organismen die beter aangepast zijn aan hun omgeving, meer kans hebben om te overleven en zich voort te planten dan andere organismen van dezelfde soort. Dit en andere overwegingen brachten hem tot de evolutietheorie.
Tijdens een lange zeereis bezocht hij de Galápagoseilanden bij Zuid-Amerika en ontdekte daar verschillende vinken. Hij zag bij deze vogels veel verschillen in de vorm van de snavel. Volgens Darwin stammen al deze vinken af van een gemeenschappelijke voorouder (zie de afbeelding).

Slide 14 - Slide

De boszangervink en de cocosvink zijn meer aan elkaar verwant dan de spechtvink en de mangrovevink.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Lees de tekst
Evolutie van de katachtigen
Volgens wetenschappers is in een ver verleden het zeeniveau op aarde enkele keren zo ver gedaald, dat verschillende werelddelen met elkaar in verbinding kwamen. Hierdoor konden dieren van het ene naar het andere werelddeel ‘verhuizen’. Dit ‘verhuizen’ wordt ‘migreren’ genoemd.
Toen daarna de werelddelen weer van elkaar gescheiden werden door het stijgen van het zeeniveau, ontwikkelden deze ‘verhuisde’ dieren zich volgens de evolutietheorie in aparte groepen.
Zo zouden uit een ‘oerkat’ acht verschillende groepen katachtigen zijn ontstaan (zie de afbeelding).

Slide 16 - Slide

In het mioceen vond de meeste migratie plaats.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

In het plioceen en pleistoceen zijn kattensoorten binnen de oude wereld terugverhuisd naar de plek waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Wanneer is volgens de afbeelding in de context de ontwikkeling van de groepen huiskatachtigen en luipaardkatachtigen begonnen? 
Sleep het sterretje naar de juiste periode.

Slide 19 - Drag question

Lees de tekst
Een nieuwe soort kan ontstaan als individuen die tot dezelfde populatie behoorden, zich niet meer met elkaar voortplanten. De leefomgeving van de populatie kan hierbij een rol spelen.
 In afbeelding 15 zie je drie manieren waarop een nieuwe soort kan ontstaan. Drie voorbeelden zijn:
1 Een aantal vossen met een witte vacht weet meer prooien te vangen in het poollandschap dan hun soortgenoten met een bruine vacht.
2 Een groep leguanen raakt tijdens een grote storm te water en drijft naar een nabijgelegen eiland en overleeft daar als nieuwe soort.
3 Door het afgraven van een kanaal wordt een deel van een populatie hagedissen gescheiden van het andere deel. Ze leven geïsoleerd van elkaar verder en vormen twee soorten.

Slide 20 - Slide

Een aantal vossen met een witte vacht weet meer prooien te vangen in het poollandschap dan hun soortgenoten met een bruine vacht.
Een groep leguanen raakt tijdens een grote storm te water en drijft naar een nabijgelegen eiland en overleeft daar als nieuwe soort.
Door het afgraven van een kanaal wordt een deel van een populatie hagedissen gescheiden van het andere deel. Ze leven geïsoleerd van elkaar verder en vormen twee soorten.

Slide 21 - Drag question