What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Na de les:
weet je wat een aanwijzend voornaamwoord is
ken je voorbeelden van een aanwijzend voornaamwoord
weet je wanneer je een aanwijzend voornaamwoord moet gebruiken
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
ISK
vmbo k
Leerjaar 1
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Aanwijzend voornaamwoord
Na de les:
weet je wat een aanwijzend voornaamwoord is
ken je voorbeelden van een aanwijzend voornaamwoord
weet je wanneer je een aanwijzend voornaamwoord moet gebruiken
Slide 1 - Slide
Het aanwijzend voornaamwoord
Het
aanwijzend voornaamwoord
wijst iets of iemand aan.
Een
aanwijzend voornaamwoord
kan in plaats van het lidwoord staan.
Het aanwijzend voornaamwoord s
taat voor het zelfstandig naamwoord. (de leerling -> die leerling, deze leerling)
Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze.
Slide 2 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord geeft precies aan wie of wat je bedoelt.
Die computer
Deze tafel
Dat boekje
Dit kopje
Slide 3 - Slide
voorbeelden
de jongen - deze / die jongen
de avond - deze / die avond
het meisje - dit / dat meisje
het huis - dit / dat huis
Bij een
he
t
-woord
gebruik je altijd
da
t
of di
t
.
Bij een
d
e
-woord
gebruik je altijd
di
e
of dez
e
.
Slide 4 - Slide
Ver weg of dichtbij:
Wanneer iets
dichtbij
ligt, gebruik je het aanwijzend voornaamwoord
deze
(bij een de-woord)
of
dit
(bij een het-woord).
Wanneer iets
verder weg
ligt, gebruik je het aanwijzend voornaamwoord
die
(bij een de-woord) of
dat
(bij een het-woord).
.
Slide 5 - Slide
Een aanwijzend voornaamwoord wijst naar:
A
Dingen
B
Mensen
Slide 6 - Quiz
Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
die, dit
B
jouw, mijn
C
ik, jij
Slide 7 - Quiz
"Waarom" is een aanwijzend voornaamwoord
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quiz
Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
Dat
B
Daar
C
Dit
D
Deze
Slide 9 - Quiz
Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Zie je die jongen daar?
A
Zie
B
je
C
die
D
daar
Slide 10 - Quiz
Welk aanwijzend voornaamwoorden zijn goed?
A
die pen
B
deze pen
C
dit pen
D
dat pen
Slide 11 - Quiz
Welke aanwijzende voornaamwoorden zijn goed?
A
die pen
B
deze pen
C
dit pen
D
dat pen
Slide 12 - Quiz
Welk aanwijzend voornaamwoord is goed?
A
dit potlood
B
deze potlood
C
die potlood
D
dat potlood
Slide 13 - Quiz
Welke aanwijzende voornaamwoorden zijn goed?
A
dit potlood
B
deze potlood
C
die potlood
D
dat potlood
Slide 14 - Quiz
Welke aanwijzende voornaamwoorden zijn goed?
A
dit potlood
B
deze potlood
C
die potlood
D
dat potlood
Slide 15 - Quiz
Welk aanwijzend voornaamwoord is goed?
A
Deze vaccinatie
B
Dit vaccinatie
Slide 16 - Quiz
Welk aanwijzend voornaamwoord is goed?
A
Deze virus
B
Dat virus
Slide 17 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
We hebben ... auto gewassen.
A
die
B
dit
C
deze
D
dat
Slide 18 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
Ik heb ... bericht niet gelezen.
A
die
B
dit
C
deze
D
dat
Slide 19 - Quiz
Waar staat een aanwijzend voornaamwoord?
A
Mijn boek
B
Welke jongen
C
Mag ik naar huis?
D
Die docent
Slide 20 - Quiz
Waar staat een aanwijzend voornaamwoord?
A
Dat grapje
B
Haar schoenen
C
Wat eten wij?
D
Hoe gaat het?
Slide 21 - Quiz
Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
.... onderbroek
A
Deze
B
Dit
Slide 22 - Quiz
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:
Van wie is die jas?
A
die
B
jas
C
van
D
is
Slide 23 - Quiz
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:
Deze broek is te groot.
A
broek
B
te
C
deze
D
groot
Slide 24 - Quiz
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de volgende zin:
In deze klas zitten slimme leerlingen.
A
In
B
deze
C
klas
D
zitten
Slide 25 - Quiz
Heb jij die nieuwe docent al gezien?
Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
A
heb
B
jij
C
die
D
al
Slide 26 - Quiz
Deze, die, dat en dit zijn aanwijzende voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quiz
Als iets verder weg is, welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik ik dan?
Slide 28 - Open question
Als iets dichtbij is, welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik ik dan?
Slide 29 - Open question
Welk aanwijzende voornaamwoorden ken jij?
Slide 30 - Open question
Maak zelf een zin met een aanwijzend voornaamwoord.
Slide 31 - Open question
Maak zelf een zin met een aanwijzend voornaamwoord dat iets dichtbij aangeeft.
Slide 32 - Open question
Maak zelf een zin met een aanwijzend voornaamwoord dat iets veraf aangeeft.
Slide 33 - Open question
Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in deze zin?
Ik weet dat dit boek in deze kast staat.
Slide 34 - Open question
Aanwijzend voornaamwoord
weet je wat een aanwijzend voornaamwoord is?
ken je voorbeelden van een aanwijzend voornaamwoord?
weet je wanneer je een aanwijzend voornaamwoord moet gebruiken?
Slide 35 - Slide