1. Zorg dat je weet hoeveel teksten er in het examen zitten. Dit is belangrijk voor je tijdsplanning.
2. Er is een soort opbouw in de teksten: van een wat toegankelijker tekst, opbouwend naar teksten die meer concentratie nodig hebben. Deze worden aan het eind weer wat minder veeleisend en worden per tekst vaak maar een of een paar vragen per tekst gesteld.
3. Per vraag worden er punten aantallen aangegeven. Per punt moet je ongeveer 2-3 minuten rekenen voor het lezen en beantwoorden van de vraag.
4. Meestal begin je eerst met de vraag te bestuderen, dan pas de bijbehorende tekst erbij te zoeken. Dat scheelt tijd in het lezen van de teksten. Je hoeft dus niet altijd de hele tekst volledig te lezen.
5. Je mag een woordenboek gebruiken, maar doe dat zo min mogelijk. (tijd!)