This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Bedrijfskunde voor operator C
Proeftoets
H1 t/m H4
Slide 1 - Slide
Benodigdheden
Pen en papier
Rekenmachine
Mobiele telefoon met internet:
Download de app: Lessonup
Of ga naar: www.lessonup.app
Code: xxx-xxx
Klascode:
https://LessonUp.app/invite/group/wbyil
wbyil
Slide 2 - Slide
Proeftoets? Waar denk je aan? (1 woord)
Slide 3 - Mind map
Welk gesprek hoort niet bij een gesprek tussen werkgever en werknemer?
A
Functioneringsgesprek
B
Beoordelingsgesprek
C
Selectiegesprek
D
Doelstellingen gesprek
Slide 4 - Quiz
Waar wordt je op beoordeeld tijdens het beoordelingsgesprek?
Slide 5 - Open question
Welke stelling is juist?
I: Training is gericht op globale vaardigheden II: Scholing is gericht op vergroten kennis en inzicht
A
I & II zijn beide juist
B
Alleen I is juist
C
Alleen II is juist
D
I & II zijn beide onjuist
Slide 6 - Quiz
Wat is geen recht van de Ondernemingsraad (OR)
A
Adviesrecht
B
Instemmingsrecht
C
Ontslagrecht
D
Initiatiefrecht
Slide 7 - Quiz
Waaraan wordt in het personeelsbeleid geen aandacht aan besteed?
A
Scholing en training
B
Productieplanning
C
Arbeids-omstandigheden
D
Ziekteverzuim
Slide 8 - Quiz
Wat komt in een functioneringsgesprek aan de orde?
A
Testen van vakkennis
B
Samenwerking met de leidinggevende
C
Beoordeling van prestaties van de werknemer
D
Bespreking extra salaris
Slide 9 - Quiz
Welke stelling is juist?
I: POP is een afspraak tussen jou en je werkgever over jouw persoonlijke ontwikkeling II: Bij een POP zorg de werkgever voor het leerproces
A
I & II zijn beide juist
B
Alleen I is juist
C
Alleen II is juist
D
I & II zijn beide onjuist
Slide 10 - Quiz
Wat moet er voor een beoordelingsgesprek plaatsvinden?
A
Selectiegesprek
B
Doelstellingengesprek
C
Planningsgesprek
D
Functioneringsgesprek
Slide 11 - Quiz
Wat is geen werknemersverzekering?
A
WW
B
WABO
C
WIA
D
ZW
Slide 12 - Quiz
Waaronder valt de bijstand
A
Sociale voorziening
B
Werknemers-verzekering
C
Volksverzekering
D
Arboverzekering
Slide 13 - Quiz
Werkelijke productietijd = 33 uur Theoretische productietijd = 37 uur Wat is de productiviteit van de machine
A
78,9 %
B
87,9 %
C
112,1 %
D
118,3 %
Slide 14 - Quiz
Waar hoort de Wet Verbetering Poortwachter bij?
A
OR
B
BHV
C
Arbobeleid
D
Ziekteverzuimbeleid
Slide 15 - Quiz
Welke stelling is juist?
I: Stukproduktie: bepaalde hoeveelheid van een specifiek product II: Massaproductie: veel van hetzelfde product
A
I & II zijn beide juist
B
Alleen I is juist
C
Alleen II is juist
D
I & II zijn beide onjuist
Slide 16 - Quiz
Welke stelling is juist?
I: Mechaniseren is lichamelijke arbeid vervangen door machines die de mens bestuurd II: Robotisering is een andere vorm van automatisering
A
I & II zijn beide juist
B
Alleen I is juist
C
Alleen II is juist
D
I & II zijn beide onjuist
Slide 17 - Quiz
Met welk technisch middel kun je de productiviteit verhogen?
A
Dosering
B
Fasering
C
Automatisering
D
Ecologisering
Slide 18 - Quiz
Er zijn verschillende vormen van communicatie. wanneer spreek je van non-verbale communicatie?
Communicatie:
A
zonder woorden
B
met woorden
C
volgens vaste patronen
D
zelfde niveau
Slide 19 - Quiz
Wat is persoonlijke rechtsvorm?
A
Besloten vennootschap
(BV)
B
De vennootschap onder firma (VOF)
C
Vereniging
D
Coöporatie
Slide 20 - Quiz
Bij de oprichting van een onderneming wordt gekozen voor de persoonlijke rechtsvorm. Bij welke persoonlijk rechtsvorm geldt dat de winsten en verliezen van de onderneming worden in verhouding tot de inbreng verdeeld?
A
Eenmanszaak
B
Maatschap (MTS)
C
Vennootschap onder firma (vof)
D
Commanditaire vennootschap (cv)
Slide 21 - Quiz
Vertel in 1 woord hoe bij jou de proeftoets gaat.
Slide 22 - Mind map
Tot welke hoofdgroep van bedrijfsdoelen behoort sponsoring van idealistische activiteiten?
A
Sociale doel
B
Maatschappelijke doel
C
Materiele doel
D
Economisch doel
Slide 23 - Quiz
Welke verplichting stelt de Arbowet aan de werkgever?
A
Ieder een eigen werkplek geven
B
Vaste werktijden bieden
C
Een ondernemingsraad instellen
D
Persoonlijke beschermingsmiddelen verstrekken
Slide 24 - Quiz
Welk type bedrijf heeft een milieuvergunning nodig?
A
Autosloperijen
B
Verfindustrie
C
Bakkerijen
D
Kappers
Slide 25 - Quiz
Een bierbrouwerij wil zich gaan vestigen in een bepaalde gemeente. Welke grondstof moet er in de buurt aanwezig zijn?
A
Zout
B
Bronwater
C
Olie
D
Kraanwater
Slide 26 - Quiz
Wat staat er in het bestemmingsplan?
A
De plek waar bedrijven en industrieën zich kunnen vestigen
B
Welke vergunning je als bedrijf moet hebben
C
Voorschriften van nieuwbouw
D
Bereikbaarheid van vrachtvervoer
Slide 27 - Quiz
Wat moet een profit organisatie?
A
Sociaal werken
B
Productief werken
C
Maatschappelijk werken
D
Winstgevend werken
Slide 28 - Quiz
Bij wie moet de werkgever zich melden in geval van een arbeidsongeval met letsel?
A
Arbeidsinspectie (AI)
B
Inspectie sociale zaken en werkgelegenheid (SZW)
C
Politie
D
Inspectie sociale zaken en welzijn (SZW)
Slide 29 - Quiz
Welke taak voert een BHV-er niet uit?
A
Eenvoudige brandbestrijding
B
Het verlenen van eerste hulp bij ongelukken
C
Alarmeren en evacueren van personeel
D
Slachtofferhulp
Slide 30 - Quiz
Bij welke organisatievorm kom je medewerkers tegen die slechts een adviserende rol hebben?
A
Lijnorganisatie
B
Projectorganisatie
C
Lijn-staforganisatie
D
Matrixorganisatie
Slide 31 - Quiz
Welk antwoord is niet juist? Voor de productie is de inkoopafdeling verantwoordelijk voor het tijdig en op de juiste wijze bestellen van:
A
Grondstoffen
B
Materialen
C
Onderdelen
D
Kantinebenodigdheden
Slide 32 - Quiz
Wanneer moet een een onderneming een ondernemingsraad instellen?
Het aantal medewerkers is meer dan:
A
10
B
25
C
40
D
50
Slide 33 - Quiz
Welke verplichting stelt de Arbowet aan de medewerkers?
A
Arbobeleid voeren
B
Schriftelijke inventarisatie en evaluatie van risico's
C
Gevaarlijke situaties te melden
D
Deskundige ondersteuning inschakelen
Slide 34 - Quiz
Welke stelling is juist? I: De WIA verplicht werkgever en werknemer om samen te zoeken naar passend arbeid die werknemer kan uitvoeren. II: Verzekeringen kun je verdelen in twee groepen: werknemersverzekering en sociale voorziening
A
I & II zijn beide juist
B
Alleen I is juist
C
Alleen II is juist
D
I & II zijn beide onjuist
Slide 35 - Quiz
Geef in 1 woord aan, wat je vond van deze proeftoets vond