This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Grootheden & eenheden
2.4 geld
Slide 1 - Slide
euro's en centen
1 euro = 100 eurocenten
100 eurocenten = 1 euro
Bij vermenigvuldigen van de euro,
veranderen de eurocenten ... x mee!
Slide 2 - Slide
Hoeveel eurocent is €5,-
Slide 3 - Open question
Hoeveel euro is 750 eurocent
Slide 4 - Open question
omschrijvingen in geld
één euro = € 1,00
tien euro = € 10,00
honderd euro = € 100,00
duizend euro = € 1000,00
tien duizend euro = € 10.00,00
honderd duizend = € 100.000,00 = 1 ton
1 miljoen = € 1.000.000,00
Slide 5 - Slide
Postcode loterij-deelnemer doet één maand mee en wint 2,75 ton!
Hoeveel euro heeft de deelnemer gewonnen?
Slide 6 - Open question
Per 1000 tal komt er een punt.
geeft overzicht
achter een hele euro komt altijd een komma
Slide 7 - Slide
Landal GreenParks heeft het in 2020 aardig druk gehad. Landal sloot 2020 af met een omzet van 400 miljoen euro.
Hoeveel ton was de omzet waar Landal in 2020 het jaar mee afsloot?
Slide 8 - Open question
Afronden
Als je een getal moet afronden, let dan alleen op het eerste cijfer dat je weglaat. Als dat cijfer lager is dan 5, rond je naar beneden af. Is dat cijfer 5 of hoger, rond je omhoog af.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
voorbeeld 1
93 : 16 = 5,8125
Afgerond op twee cijfers achter de komma:
93 : 16 = 5,81.
In dit geval laat je alle cijfers na de 1 weg, omdat het eerste getal na de 1 kleiner is dan 5.
Slide 11 - Slide
voorbeeld 2
62 : 9 = 6,888888... (een eindeloze reeks achten)
Afgerond op twee cijfers achter de komma:
62 : 9 = 6,89
In dit geval laat je alles na de tweede 8 weg. Omdat het eerstvolgende cijfer een 8 is, moet je het getal naar boven afronden.
Slide 12 - Slide
Één liter melk kost €1,22. Je hebt 5 liter melk nodig.
Hoeveel eurocent bespaar je als je de pakken melk één voor één contant afrekent in plaats van alle 5 tegelijkertijd?