What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
verleden tijd werkwoorden
Werkwoorden
verleden tijd
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
NT2
Basisschool
Groep 4-6
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden
verleden tijd
Slide 1 - Slide
doel van de les
ik weet wat verleden tijd inhoudt.
Slide 2 - Slide
weet je nog?
de jongen
gooit
de bal
Slide 3 - Slide
de jongen
gooit
de bal
de jongen
gooide
de bal
nu
toen
Slide 4 - Slide
het meisje
eet
de pizza
het meisje
at
de pizza
nu
toen
Slide 5 - Slide
de tijd van NU
de tijd van NU heet tegenwoordige tijd.
het gebeurt NU
het is niet klaar.
Slide 6 - Slide
de tijd van TOEN
de tijd van TOEN heet verleden tijd.
het gebeurde TOEN
je stapt terug in het verleden en iets is dan nog bezig.
Slide 7 - Slide
NU
(tegenwoordige tijd)
de jongen
gooit
de bal.
het meisje
eet
de pizza.
de moeder
kookt
de soep.
de vader
rijdt
in de auto.
TOEN
(verleden tijd)
de jongen
gooide
de bal.
het meisje
at
de pizza.
de moeder
kookte
de soep.
de vader
reed
in de auto.
Slide 8 - Slide
zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden
werkwoorden die
+te/ten
of
+de/den
krijgen in de verleden tijd
werkwoorden die veranderen in de verleden tijd.
Slide 9 - Slide
Voor -en staat: t, k, f, s, ch, p:
stam +
te
(n) en ge+stam+
t
s
o
ftk
e
tch
u
p
Voor -en staat
niet
:t, k, f, s,ch, p:
stam +
de
(n) en ge+stam+
d
wer
k
en > ik-hij werk
te
we-ze werk
ten
ik heb-je hebt-hij heeft-we-ze hebben
ge
werk
t
le
r
en > ik-hij leer
d
e
we-ze leer
den
ik heb-je hebt-hij heeft-we-ze hebben geleer
d
Slide 10 - Slide
zwakke werkwoorden
ik werk - ik werkte
ik gooi - ik gooide
ik pak - ik pakte
ik fiets - ik fietste
ik brand - ik brandde
sterke werkwoorden
ik eet - ik at
ik rijd - ik reed
ik vlieg - ik vloog
ik vang - ik ving
ik ga - ik ging
ik lees - ik las
Slide 11 - Slide
sterke werkwoorden
sterke werkwoorden zijn leerwoorden, die moet je dus leren
Slide 12 - Slide
Theo en Sasha .......naar school (lopen vt)
A
loopten
B
liepen
C
loopt
D
liep
Slide 13 - Quiz
Razzia......een boek (kopen vt)
A
koopte
B
kocht
C
koopde
Slide 14 - Quiz
Gleb .....zijn vinger (verbranden vt)
A
verbrandde
B
verbrande
C
verbranden
D
verbrandt
Slide 15 - Quiz
Stella.....op haar gitaar (spelen vt)
A
speelt
B
spelde
C
speel
D
speelde
Slide 16 - Quiz
Isaac ....naar huis. (fietsten vt)
A
fietsde
B
fietst
C
fietste
D
fietsen
Slide 17 - Quiz
Hij.......gisteren naar de stad (gaan vt).
Slide 18 - Open question
Freja en Alice........naar de winkel (rennen vt)
Slide 19 - Open question
Alex .......op de bus (wachten vt).
Slide 20 - Open question
zoek in 2-tallen 10 sterke werkwoorden (werkwoorden die van klank veranderen in de vt)
Slide 21 - Open question
Bedenk in 2-tallen 3 zinnen in de verleden tijd(zwakke en sterke ww).
Slide 22 - Open question
Ik weet hoe ik de verleden tijd van een wekrwoord kan maken.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 23 - Poll